WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Zelfredzaamheid | Publicatiedatum: 2025

Kern

Dit Canadese onderzoek onderzocht hoe het temperament van peuters samenhangt met ouderlijke stress en de mate waarin ouders hun kind ondersteunen bij het nemen van eigen beslissingen (autonomie support). In totaal vulden 181 ouders, van kinderen tussen de 18 en 36 maanden, vragenlijsten in over het gedrag van hun kind, hun eigen stressniveau en hoe vaak ze hun kind op een positieve manier aanmoedigen bij alledaagse taken. De resultaten laten zien dat ouders minder autonomie geven aan peuters die snel boos of verdrietig zijn (negative affectivity), en dat dit vooral komt doordat deze ouders meer stress ervaren. Wanneer kinderen zichzelf goed kunnen beheersen (effortful control), geven ouders juist méér autonomie aan het kind, en dat komt deels doordat deze ouders minder stress ervaren. De mate van enthousiasme en energie (surgency) van het kind heeft geen invloed op de autonomie die ouders geven en de stress die ouders ervaren. Kortom, het gedrag van peuters beïnvloedt de mate van vrijheid die ouders geven aan hun peuter om hun eigen beslissingen te nemen, waarbij ouderlijke stress een belangrijke rol speelt.

In de peutertijd ontwikkelen kinderen razendsnel hun zelfstandigheid en zelfregulatie. Voor een gezonde ontwikkeling is het belangrijk dat ouders deze groei ondersteunen door op een autonomie ondersteunende manier op te voeden. Dit betekent dat ouders gevoelens van hun kind erkennen, uitleg geven bij verzoeken, empathie tonen en keuzes bieden. Volgens de zelfdeterminatietheorie is het ondersteunen van autonomie een fundamentele psychologische behoefte – ook bij jonge kinderen.

Toch is het in de praktijk niet altijd eenvoudig voor ouders om consistent op deze manier op te voeden. Vooral wanneer ouders veel stress ervaren, of wanneer hun kind heftig gedrag vertoont, kan het moeilijk zijn om geduldig, rustig en ondersteunend te handelen. Ouderstress kan het empathisch vermogen en de zelfbeheersing van ouders onder druk zetten, wat de kans vergroot op meer controlerend of reactief opvoedgedrag. Deze studie onderzocht of ouderlijke stress een verklaring vormt voor het verband tussen het temperament van peuters en het gebruik van autonomie-ondersteunende opvoedstrategieën.

De studie werd uitgevoerd in Canada onder 181 ouders van peuters (18–36 maanden). Ouders vulden een online vragenlijst in over hun opvoedgedrag, stressniveau en het temperament van hun kind. Autonomie-ondersteunend opvoeden werd gemeten via acht handelwijzen in alledaagse contexten, ouders beoordeelde vervolgens hoe vaak ze deze handelwijze gebruiken. Peutertemperament werd geëvalueerd met de ECBQ en mat drie componenten: negative affectivity (veel negatieve emoties), effortful control (zelfbeheersing) en surgency (enthousiasme en energie. Ouderstress werd gemeten met de Perceived Stress Scale bestaande uit 10 items. De analyses bestonden uit pad-analyses om directe en indirecte verbanden te testen tussen temperament, stress en autonomie-ondersteuning, inclusief alternatieve modellen en controle variabelen.

Uit de analyses bleek dat stress van ouders inderdaad een belangrijke rol speelt in het verband tussen het temperament van het kind en autonomie-ondersteunend opvoedgedag. Ouders van kinderen met veel negatieve emoties of weinig zelfbeheersing ervoeren meer stress, wat vervolgens samenhing met minder autonomie-ondersteunend gedrag. Vooral bij negative affectivity (veel negatieve emoties) bleek ouderstress een belangrijk mechanisme. Bij effortful control (zelfbeheersing) werd ook een direct verband gevonden met autonomie-ondersteuning, los van stress. Kinderen die zich beter konden beheersen, kregen meer vrijheid van hun ouders – mogelijk omdat deze ouders hun kind als ‘betrouwbaarder’ of meer samenwerkend ervoeren. Het temperamentkenmerk surgency (enthousiasme en energie) bleek geen duidelijke invloed te hebben op ouderstress of autonomie-ondersteunend opvoedgedrag.

De bevindingen laten zien hoe belangrijk het is om ouders te ondersteunen zodat zij minder stress ervaren in de omgang met hun kind én om jonge kinderen te helpen bij het ontwikkelen van zelfbeheersing. Beide dragen namelijk bij aan een positieve opvoedomgeving waarin autonomie-ondersteunend opvoeden beter vol te houden is. De onderzoekers suggereren dat het nuttig kan zijn om ouders te informeren over (verschillen in) temperament, met name ouders van kinderen die veel negatieve emoties ervaren. Deze kennis kan ouders helpen om meer compassie te tonen naar hun kind en zichzelf, wat stress kan verminderen en de omgang met hun kind kan vergemakkelijken.