WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Pedagogische kwaliteit in een verticale groep | Publicatiedatum: 2021

Kern

In deze Amerikaanse studie is de cognitieve, sociale en motorische ontwikkeling van 806 kinderen van 70 verschillende ‘preschool classrooms’ gevolgd over een periode van 6 à 7 maanden. De kinderen waren tijdens de eerste meting gemiddeld 4.15 jaar oud en het jongste en oudste kind in de groep verschilden gemiddeld 1.58 jaar (min. 0.73 - max. 2.73) van elkaar. Ondanks dat deze studie zich richt op kinderen van 2.5 tot en met 5 jaar oud, is deze studie interessant omdat het effecten van leeftijdssamenstelling van een groep op de ontwikkeling van kinderen inzichtelijk maakt. Het onderzoek laat zien dat kinderen in groepen met een bredere leeftijdsrange zich op alle gebieden minder goed ontwikkelden dan kinderen in groepen met een smallere leeftijdsrange. Er werden daarnaast aanwijzingen gevonden dat dit met name gold voor kinderen die het verst waren in hun ontwikkeling.

In de inleiding van dit artikel beschrijven de auteurs waarom sommige mensen er van overtuigd zijn dat horizontale groepen beter zijn, terwijl anderen juist pleiten voor verticale groepen. Het belangrijkste argument van het kamp dat voor horizontale groepen pleit, is volgens de auteurs dat je in een groep met een kleinere leeftijdsrange professionals gerichter kunt scholen en een meer gericht programma kunt aanbieden zodat kinderen het juiste niveau van uitdaging krijgen aangeboden. Het belangrijkste voordeel van verticale groepen dat het kamp dat pleit voor verticale groepen volgens de auteurs noemt, is dat jongere kinderen zich beter ontwikkelen in een verticale groep omdat ze kunnen leren van de oudere kinderen, terwijl oudere kinderen uitgedaagd worden in een verticale groep om hun prosociale en leiderschapsvaardigheden te ontwikkelen. De auteurs geven een overzicht van verschillende studies die het standpunt bevestigen of ontkrachten en concluderen dat veel van deze studies kinderen in de basisschoolleeftijd hebben onderzocht en vaak maar een kleine steekproef hadden.

De auteurs hebben daarom een grootschalig onderzoek opgezet om het effect van leeftijdssamenstelling van de groep op de cognitieve, sociale en motorische ontwikkeling van 806 kinderen van 70 verschillende ‘preschool classrooms’ te onderzoeken. In dit soort groepen kunnen kinderen van grofweg 2.5 tot en met 5 jaar worden opgevangen, maar bijvoorbeeld ook alléén 3-jarigen. De kinderen in deze studie waren tijdens de eerste meting gemiddeld 4.15 jaar oud en het jongste en oudste kind in de groep verschilden gemiddeld 1.58 jaar (min. 0.73 - max. 2.73) van elkaar. De kinderen die gevolgd werden kwamen over het algemeen genomen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status. De pedagogisch professionals op de groep werden getraind in het observeren van de ontwikkeling met behulp van de ‘Child Observation Record’ (COR), die ze voor ieder kind twee keer invulden met een tussenliggende periode van 6 à 7 maanden. De onderzoekers observeerden daarnaast zelf eenmalig de kwaliteit van de opvang met behulp van de ‘Early Childhood Environment Rating Scale—Revised’ (ECERS–R), zodat ze voor eventuele verschillen in kwaliteit konden corrigeren in de analyses.

De resultaten van het onderzoek laten zien dat als er meer variatie was in de leeftijd van kinderen in een groep, kinderen zich cognitief, sociaal en motorisch minder goed ontwikkelden volgens de pedagogisch professional. Naast verschillen in de chronologische leeftijd van kinderen werd er ook gekeken naar verschillen in de ontwikkelingsleeftijd van kinderen, wat werd uitgedrukt in het verschil tussen de laagste en hoogte score op de COR binnen de groep tijdens de eerste meting. De resultaten van die analyses lieten ook een negatief effect zien van een grotere leeftijdsrange op de ontwikkeling van kinderen, maar alleen voor kinderen met een hogere ontwikkelingsleeftijd, oftewel de meest ontwikkelde kinderen. Het effect was significant voor de totaalscore en de subschaal die kijkt naar de sociale ontwikkeling, maar niet voor de subschalen die kijken naar het cognitief en motorisch functioneren. Het lijkt er dus op dat met name de meest ontwikkelde kinderen uitdaging missen in een verticale groep en dan mogelijk vooral gericht op hun sociale ontwikkeling.

Afhankelijk van de leeftijdsopbouw kan in een horizontale groep de leeftijd van kinderen ook behoorlijk verschillen dus mogelijk komen dit soort effecten ook binnen horizontale groepen voor. Maar over het algemeen geldt dat hoe groter de verschillen in leeftijd binnen de groep zijn, des te groter het negatieve effect op de ontwikkeling is. Op basis van deze studie zou verwacht kunnen worden dat kinderen in verticale groepen zich minder goed ontwikkelen dan kinderen in horizontale groepen. Het is van belang ons te realiseren dat in dit onderzoek geen kinderen onder de twee jaar werden meegenomen en dat het een steekproef met kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status betreft, het is dus de vraag in hoeverre deze resultaten van deze studie te vertalen zijn naar de kinderopvang in Nederland.

Moller, A.C., Forbes-Jones, E., & Hightower A.D. (2008). Classroom Age Composition and Developmental Change in 70 Urban Preschool Classrooms. Journal of Educational Psychology, 100(4), 741 – 753. DOI: 10.1037/a0013099