In dit document ligt het accent op ‘natuur voor kinderen’. Voor kinderen in het primair onderwijs in het algemeen en voor kinderen die extra en specifieke zorg nodig hebben.
Groene pedagogiek
Onder een ‘groene pedagogiek’ verstaat de auteur opvoeding en onderwijs: (1) waarin kinderen in de natuur, van de natuur en met de natuur leren. Ook als kinderen extra en specifieke zorg nodig hebben. (2) waarbij betrokkenheid en verbondenheid met natuur doelen zijn van opvoeding en onderwijs en opvoeders daarmee in overeenstemming handelen.
Deze zaken zouden volgens de auteur in alle pedagogiek aandacht moeten krijgen. De kleur ‘groen’ hoort dan even vanzelfsprekend tot de pedagogiek als de andere kleuren van het totale pedagogische spectrum.
Welke natuur is voor kinderen en wat leren kinderen ervan?
Er wordt in het document onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van natuur voor kinderen. Waarbij natuur een breed begrip is:
- Speel en leernatuur: waaronder relatief wilde speelplekken zoals duinen, bossen en ‘wilde landjes’
- Leerboerderijen en boerderijscholen: plekken met gedomesticeerde dieren en planten waar kinderen belangrijke natuurervaringen op kunnen doen.
- Tuinen: Overgangsgebieden tussen menselijk beheersbaar en niet beheersbaar. Goed tuinieren vraagt om aandacht voor het weer, de eisen van de planten, de bodemgesteldheid, de seizoenen, etc.
Op al deze gebieden vinden kinderen verschillende mogelijkheden en uitdagingen en wordt er beroep gedaan op vaardigheden en ontwikkelingsgebieden waarvan Kees Both een lange lijst van voorbeelden geeft.
Een veelvormige relatie met natuur – verschillende natuurwaarden
Natuur heeft verschillende waarden voor kinderen en volwassenen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen:
- natuur die uitnodigt tot avontuur en bewegen;
- esthetische natuur die uitnodigt tot mooie dingen vinden en maken;
- intrigerende natuur die uitdaagt tot ontdekken en onderzoeken;
- te beheersen natuur waarbij je leert met ongemak en gevaren om te gaan;
- gebruiksnatuur waarvan bijvoorbeeld grondstoffen, voedsel en geneesmiddelen worden gemaakt;
- existentiële natuur waarbij je langdurige en diepgaande relaties met plekken of dieren ontwikkelt;
- te beschermen natuur met nadruk op respect voor de waarde van natuur zelf.
Tuinieren en de boerderij als natuurlijke omgeving
Tuinieren is een vorm van interactie met beheersbare natuur. Het is deelname aan het groeiproces van planten, waarbij er gezorgd moet worden voor de bodem en de planten. Tuinieren vraagt om geduld en omgaan met onvoorspelbare factoren. Dit proces kan kinderen, inclusief degenen met concentratieproblemen, helpen met behoeftebeheersing en structuur. Het leert kinderen ook omgaan met echte dilemma’s, bijvoorbeeld groenten kweken en hoe je dan omgaat met rupsen op de groente. Het ervaren van verschillende seizoenen en natuurlijke variatie draagt bij aan ontspanning en de ontwikkelingsstimulering van kinderen. Ten slotte kan het betrekken van kinderen bij het verzorgen van een (moes)tuin bijdragen aan het ontwikkelen van verbondenheid met de natuur.
Both bespreekt hoe de boerderij als een krachtige leeromgeving voor kinderen kan dienen. Hij benadrukt het belang van interactie met de boer, tuinieren met planten, zorgen voor dieren, buiten zijn in verschillende seizoenen, reflectie en de koppeling met het schoolcurriculum. De boerderij biedt een rijke leersituatie die zowel praktische als emotionele vaardigheden bij kinderen stimuleert.
De hoeveelheid voorbeelden die in dit artikel worden gegeven maakt het een uitermate geschikte bron voor wie wil vergroenen in de opvang of op zoek is naar inspiratie voor “groene” activiteiten.