Het buitenspelen tijdens schooltijd of tijdens de BSO kan flink wat gedoe opleveren, terwijl dat juist momenten zijn dat kinderen even hun energie kwijt kunnen of nieuwe energie kunnen op doen. Om leerkrachten en pedagogisch medewerkers handvatten te geven voor het goed organiseren van het buitenspelen is het PLAYgrounds programma ontwikkeld. In dit artikel worden de vijf knoppen waar professionals aan kunnen draaien om te komen tot kwalitatief goed buitenspelen beschreven:
- time-management waardoor er zo min mogelijk kinderen tegelijk buiten zijn en populaire speelplekken verdeeld worden. De knop time-management bestaat uit drie onderdelen: a. Buitenspeelrooster met gescheiden pauzetijden, b. Heterogeen buitenspeelrooster en c. Hotspotrooster. In het artikel worden deze uitgebreid beschreven.
- een duidelijke structuur op het plein, waardoor variatie en differentiatie in activiteiten en spel mogelijk is. In de basis kan je werken met de volgende zones voor structuur op het schoolplein: a. zone voor rijden (fietsen, steppen, skateboards); b. zone voor successpellen (kingen, around-the-world/rond de tafel); c. zone voor voetballen (afgebakende voetbalveldjes); d. zone voor ontwikkeling motorische vaardigheden (bewegingsbaantjes, freerunparcours etc.); e. zone voor spelen met los materiaal, eventueel gecombineerd met natuurelementen. In het artikel worden deze zones uitgebreid beschreven.
- buitenspeelmateriaal, dat zorgt voor een variatie in spelen en bewegen;
- koppeling met de gymles, waar kinderen nieuwe en variaties van spellen krijgen aangereikt en motorische vaardigheden krijgen aangeleerd, die ze ook op het schoolplein kunnen gebruiken;
- actieve rol van de leerkracht/begeleider die voor kinderen spelmogelijkheden creëert.
Deze vijf knoppen kunnen handvatten bieden voor beleid en scholing in de kinderopvang.