WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Pedagogische kwaliteit in een verticale groep | Publicatiedatum: 2021

Kern

Deze studie kijkt naar het effect van de continuïteit van pedagogische medewerkers op de ontwikkeling van kinderen op 3-jarige leeftijd. De studie gaat niet specifiek over verticale groepen, maar is relevant omdat kinderen in verticale groepen meestal minder wisselingen van pedagogische medewerkers ervaren. De resultaten laten zien dat kinderen die tussen 1 en 3 jaar geen wisselingen van pedagogisch medewerkers hebben ervaren minder gedragsproblemen en een hoger niveau van sociale competities laten zien in vergelijking met kinderen die meer wisselingen hebben ervaren. Continuïteit heeft geen effect op andere ontwikkelingsdomeinen. De auteurs geven aan dat hogere kwaliteit van interacties tussen pedagogische medewerkers en kinderen mogelijk de negatieve effecten van lage continuïteit (deels) kan compenseren.

Deze studie gaat niet specifiek over verticale groepen, maar kijkt naar de effecten van de continuïteit van pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Omdat kinderen in verticale groepen meestal minder wisselingen van pedagogische medewerkers ervaren, is dit een relevante studie. De paper focust op kinderen in de leeftijd tot 3 jaar en kijkt naar de effecten van de stabiliteit van pedagogisch medewerkers en de kwaliteit van interacties op de ontwikkeling van kinderen op 3-jarige leeftijd. Continuïteit zou belangrijk zijn omdat het kinderen de mogelijkheid biedt om zich te hechten aan een vaste pedagogisch medewerker. Dit geeft ze een veilig gevoel waardoor ze beter in staat zijn om de wereld om hun heen te exploreren wat bijdraagt aan de ontwikkeling op meerdere domeinen. Hoewel eerdere onderzoeken al aantoonden al dat continuïteit bijdraagt aan het functioneren en de ontwikkeling van kinderen in de opvang, hadden deze vaak een kleine(re) steekproef van kinderen uit relatief hoge sociaal economische status en/of kinderopvangcentra van hoge kwaliteit. Bovendien werd in eerdere studies vaak naar continuïteit gekeken op het centrumniveau in plaats van te kijken naar de continuïteit voor het individuele kind. De huidige studie had een andere aanpak.

Deze studie keek specifiek naar de continuïteit van de ‘primaire’ pedagogische medewerker (een soort mentor) per kind in plaats van naar algemene personeelswisseling binnen een centrum. Verder richt de studie zich op zogenaamd Early Head Start groepen. Deze zijn vergelijkbaar met VVE-groepen in Nederland. Er zijn in totaal data van 196 kinderen meegenomen in deze studie. De continuïteit is gemeten op een driepuntsschaal die aangeeft of het kind respectievelijk geen, één of twee of meer veranderingen van pedagogische medewerkers heeft ervaren tussen de leeftijden van 1 en 3 jaar. Ook is de kwaliteit van de interacties tussen kind en pedagogische medewerkers gemeten op leeftijd 2 en 3 jaar en is de ontwikkeling van kinderen gemeten op de leeftijd van 3 jaar.

De resultaten laten zien dat als er gecontroleerd wordt voor achtergrondkenmerken, de kinderen die geen verandering hebben ervaren minder gedragsproblemen vertoonden dan de andere twee groepen. Ook laten deze kinderen betere sociale competenties zien in vergelijking met de groep die twee of meer veranderingen heeft meegemaakt. Er zijn geen verschillen gevonden in taal- of sociaal-cognitieve vaardigheden. Het effect van continuïteit laat een ‘interactie’ zien met de kwaliteit van de interacties: bij kinderen die twee of meer wisselingen hebben ervaren, zijn minder gedragsproblemen en betere sociale competenties ALS de interacties van hoge kwaliteit zijn. Anders gezegd: de negatieve effecten van lage continuïteit kunnen mogelijk gecompenseerd worden door hogere kwaliteit van interacties.

Samenvattend, de voordelen van continuïteit waren alleen te zien op het sociaal-emotionele domein. Een mogelijke verklaring is dat de pedagogisch medewerker het kind dermate goed kent dat hij/zij de signalen van het kind weet te herkennen en daarmee gedragsproblemen voorkomt. Ook is het mogelijk dat de continuïteit meer vaste routines en verwachtingen met zich meebrengt wat het makkelijker maakt voor het kind om goed te functioneren in de groep. Tegen de verwachtingen in heeft de continuïteit geen effect op andere domeinen. Een tweede belangrijke conclusie is dat goede kwaliteit van interacties tussen pedagogische medewerkers en kinderen mogelijk compenseert voor de negatieve effecten van de wisselingen van pedagogisch medewerkers. Een belangrijke kanttekening bij deze studie is dat de ontwikkeling is gemeten op basis van rapportage van de pedagogische medewerkers. Het is mogelijk dat de perceptie van de pedagogische medewerkers van de kinderen iets positiever is als ze de kinderen langer kennen. Om dit uit te sluiten is de aanbeveling van de auteurs om vervolgonderzoek te doen waarbij de ontwikkeling op een andere manier in kaart wordt gebracht.

Choi, J.I., Horm, D., Jeon, S. & Ryu, D. (2019). Do stability of care and teacher–child Interaction quality predict child outcomes in early Head Start?, , 30 (Early Education and Development, 30 (3), 337-356, https://doi.org/10.1080/10409289.2018.1546096