WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Algemeen | Publicatiedatum: 2023

Kern

Dit Noorse onderzoek richtte zich op de invloed van de binnenruimte in kindercentra op het welzijn en de fysieke activiteiten van 80 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar. De kinderen werden geobserveerd tijdens vrij spel periodes. Uit de analyses bleek dat het hebben van speciale ruimten of plekken waar kinderen actief konden bewegen, een positieve samenhang heeft met hun welbevinden. Daarnaast bleek dat een ruimte waarin hoge tafels domineren een negatief effect heeft op het welbevinden.

Deze studie maakt deel uit van een driejarig onderzoek naar de binnen- en buitenomgeving van kinderopvangvoorzieningen in Noorwegen. In dit artikel wordt onderzocht hoe de binnenruimte in kindercentra het welzijn en de fysieke activiteiten van jonge kinderen (3-6 jaar) kan beïnvloeden.

Er werden, tijdens vrij spel, video-observaties gemaakt van 80 kinderen, verdeeld over acht kindercentra. Vrij spel werd als volgt gedefinieerd: kinderen kunnen zelf beslissen waar en met wie ze willen spelen. Tijdens vrij spel kunnen de pedagogisch medewerkers meespelen of kinderen uitnodigen om aan een bepaalde activiteit mee te doen, maar kinderen kiezen zelf om wel of niet mee te doen.

Om het welbevinden van kinderen te meten werd de Leuvense betrokkenheidsschaal van Laevers gebruikt waarbij per observatie-moment de mate van zichtbaar welbevinden werd aangegeven. Daarnaast werd de fysieke activiteit van kinderen gemeten op een schaal van 1 (geen beweging) tot 5 (veel beweging). Tegelijkertijd werd per observatie-moment vastgelegd waar het kind zich in de ruimte bevond. Dat kon bijvoorbeeld op de vrije vloer zijn, aan een hoge of lage tafel, in een activiteitenhoek of in een speciale bewegingsruimte. Ook werd per observatie beschreven met welk type spel (functioneel, constructief, fantasie, mengvorm) het kind bezig was.

Door welbevinden en fysieke activiteit van de kinderen te relateren aan de plek in de ruimte waar het kind zich bevond en waarmee het bezig was, werd duidelijk dat de inrichting van de binnenruimte zowel van invloed is op de fysieke activiteiten als op het welbevinden van de kinderen. Enkele uitkomsten van het onderzoek:

  • Als er een aparte bewegingsruimte was, of een zachte stoeihoek met kussens, matrassen en zachte blokken in de groepsruimte, bleek er een sterke positieve relatie met hoe fysiek actief kinderen waren. Tegelijk was er een positieve relatie met het welbevinden van kinderen.
  • Als er in de ruimte hoge tafels stonden, werd er meer aan de tafels gezeten dan wanneer er lage tafels stonden. Tegelijkertijd bleek het zitten aan een hoge tafel het welbevinden van kinderen negatief te beïnvloeden.
  • De garderoberuimten, waar vaak bankjes stonden en de kastjes van de kinderen staan, leidden tot veel bewegingsactiviteiten, zoals het op de bankjes klimmen en springen, en verstoppen in kastjes.
  • De vrije vloerruimte werd het vaakst gebruikt (37% van de geobserveerde tijd) en vooral voor actief bewegen.

De voornaamste conclusies uit dit onderzoek zijn dat het belangrijk is om ook in de binnenruimten te zorgen voor ruimte en aanleidingen voor bewegingsspel, en dat de dominantie van grote tafels in de ruimte vermeden zou moeten worden.

Sando, O. J. (2019). The physical indoor environment in ECEC settings: children’s well-being and physical activity. European Early Childhood Education Research Journal, 27(4), 506-519.