Voor het opstellen van beweegrichtlijnen is het belangrijk om wetenschappelijke bevindingen te evalueren zodat een uitspraak gedaan kan worden over de hoeveelheid bewegen die wordt aangeraden. Hiervoor is het ook belangrijk om op de kwaliteit van uitgevoerd onderzoek te letten. Hoeveel deelnemers had het onderzoek bijvoorbeeld? Waren dit er 50 of 1.000? Hoe is bewegen gemeten? Met een betrouwbaar meetinstrument of was het een schatting? En werd alle informatie op één moment in de tijd gemeten of werden deelnemers een aantal jaren ‘gevolgd’ waardoor ontwikkelingen in de tijd zijn meegenomen in de analyse? Voor oudere kinderen en volwassenen heeft wetenschappelijk bewijs de basis gelegd voor de opgestelde beweegrichtlijnen. Maar hoe zit dit bij jonge kinderen?
Doel en methoden onderzoek
De doelstelling van dit onderzoek was het genereren van een samenvatting van de literatuur over de associaties tussen bewegen en de groei en de motorische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling bij 0-5 jarige kinderen. Om dit doel te bereiken werden drie databases met (internationale) literatuur (Pubmed, SportDiscus en PsychINFO) systematisch doorzocht op relevante studies. De uitkomstmaten die werden meegenomen waren: groei, gewicht, cardiorespiratoire fitheid, blessures, motorische ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. Om uitspraken te kunnen doen over de kracht van het bewijs is niet alleen gekeken naar de resultaten van het onderzoek, maar ook naar de kwaliteit van het onderzoek.
Hoeveel moeten jonge kinderen bewegen?
In totaal werden 39 studies meegenomen in het onderzoek. Hierbij viel op dat de meeste onderzoeken bij kinderen tussen 3 en 5 jaar waren uitgevoerd. Op basis van de resultaten van de studies bleek dat meer bewegen positief is voor de motorische en cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. Op basis van de huidige literatuur was het niet mogelijk om uitspraken te doen over de relatie tussen de hoeveelheid bewegen en groei, gewicht, sociaal-emotionele ontwikkeling of andere uitkomstenmaten.
Vanwege de grote diversiteit tussen studies in a) het meten van de hoeveelheid bewegen, b) de ‘interventie dosis’ en c) de verschillende uitkomstmaten was het niet mogelijk om te onderzoeken hoeveel bewegen of welke intensiteit van bewegen optimaal is voor de groei en ontwikkeling van jonge kinderen.
Ondanks een gebrek aan hard wetenschappelijk bewijs voor de hoeveelheid bewegen bij jonge kinderen, heeft de Gezondheidsraad in Nederland op basis van de WHO richtlijnen een beweegadvies opgesteld. Voor kinderen tot 1 jaar wordt aangeraden om meerdere keren per dag op verschillende manieren te bewegen, bijvoorbeeld door met het kind op de grond te spelen. Als het kind nog niet mobiel is, breng het dan tijdens die activiteiten in buikligging, in totaal ten minste 30 minuten per dag. Voor kinderen vanaf 1 jaar wordt aangeraden dat zij elke dag 180 minuten bewegen. Dit kan met verschillende activiteiten verspreid over de dag, waarbij meer beweging beter is.