WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Samenwerking met ouders | Publicatiedatum: 2022

Kern

In dit onderzoek is vanuit een sociaalecologisch perspectief onderzocht hoe de afstemming tussen ouders en ‘mede opvoeders’ van vier typen kinderopvang (dagopvang, naschoolse opvang, gastouderschap en oppas aan huis) plaatsvond met betrekking tot de opvoeding, de onderlinge relaties en de communicatie tussen verschillende verzorgers en tot slot de relatie tussen die verzorgers en het kind. Waar de ouders binnen een gezin vrij consistent waren in hun opvoedingsstijl en opvattingen, werden er verschillen gevonden tussen ouders en professionals en in de waardering van de kwaliteit van de relaties tussen kind en verschillende verzorgers. Gebrek aan afstemming bij een autoritaire aansturing en ondersteuning door de professionals werd geassocieerd met een minder welbevinden van kinderen. Betere communicatie tussen ouders en verzorgers in de kinderopvang werd geassocieerd met een beter welbevinden van het kind.

Veel kinderen worden opgevangen door professionals in kinderopvang, naschoolse opvang, bij een gastouder of door een oppas thuis. Het is niet nieuw dat kinderen door drie of meer verzorgers worden opgevoed. In dit artikel worden de opvattingen van moeders, vaders en professionals onderzocht op drie domeinen: opvoeding, kwaliteit relatie verzorger en kind en de relatie tussen ouders en professionals. De vraag is of afstemming tussen de verzorgers (ouder-ouder en ouders–professional) bijdraagt aan een beter welbevinden van het kind. Het sociaalecologisch model van Bronfenbrenner wordt gebruikt als theoretisch kader. Daarin staat de interactie tussen het kind en de verschillende sociale leefmilieus waarin het kind zich ontwikkelt, centraal. Het voorliggende onderzoek beperkt zich tot de zogenaamde micro-leefomgeving van het kind: thuis en de opvang en de onderlinge afstemming daartussen. In dit artikel wordt onderzocht of het voor een kind schadelijk is als de afstemming (in kwaliteit of in stijl) tussen de twee leefwerelden erg van elkaar verschilt. Verwacht wordt dat het kan leiden tot onzekerheid en desoriëntatie, maar aan de andere kant constateert men dat het kind ook ervaringen opdoet in het omgaan met verschillende leefwerelden, wat juist weer voorbereidt op het hebben van heterogene relaties op een later moment. 

De auteurs onderzochten in hoeverre er overeenkomsten en verschillen zijn in de opvoedingsattitude en overtuigingen tussen ouders en professionals. Ze onderscheidden hierbij de ondersteunende (sensitief en stimulerend) en controlerende attitude (gericht op het onderdrukken van de impulsen van het kind om mogelijk regels te overtreden). In het onderzoek werden bij vrijwel alle kinderen drie opvoeders betrokken: de vader, de moeder en de professional. Ze vulden vragenlijsten in over opvoedingsattitudes, beoordeelden de relatie tussen het kind en de verschillende verzorgers en beoordeelden de onderlinge communicatie tussen ouders en professional. 

Er werden opvallende verschillen in opvoedingsattitudes gevonden tussen enerzijds ouders en anderzijds professionals bij alle vier de typen kinderopvang. Opvallend was dat vaders en moeders onderling beter op elkaar afgestemd bleken dan ouders en professionals. En hoewel de sociaalecologische theorie neutraal is over de gevolgen voor het kind van deze verschillen in opvattingen, zou deze situatie waarin consistentie ontbreekt nadelig kunnen zijn voor de ontwikkeling van het jonge kind, constateren de onderzoekers. In het onderzoek wordt aangetoond dat als de opvoedingsattitude van de professionals meer autoritair is dan die van de moeder, dit gevolgen heeft voor het welzijn van het kind. Het kind voelt zich dan minder op het gemak in de opvangsituatie. De onderzoekers pleiten ervoor om de opvoedingsattitudes goed op elkaar af te stemmen in het belang van het welzijn van het kind. Betere waardering van de communicatie tussen de verzorgers had geen relatie met het afstemmen van de opvoedingsattitudes. Wel droeg het, zij het minimaal, bij aan beter welbevinden van het kind in de opvang. 

De onderzoekers pleiten ervoor de opvoedingsattitudes te bespreken voordat een kind in de opvang start, omdat communicatie in een later stadium niet in grote mate bijdraagt aan een betere afstemming. Ze pleiten voor overwogen matching, maar geven ook aan dat dat in de praktijk niet altijd mogelijk is. Een goede communicatie en afstemming tussen ouders en professionals is dan in ieder geval van belang om het kind zich beter thuis te laten voelen in de opvang. 

Van IJzendoorn, M.H., Tavecchio, L.W.C., Stams, G.J.J.M, Verhoeven, M.J.E., & Reiling, E. (1998). Attunement between parents and professional caregivers: a comparison of childrearing attitudes in different child-care settings. Journal of Marriage and the Family, 60, 771-781.