WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Buitenruimte | Publicatiedatum: 2025

Kern

Beleids-, systeem- en omgevingsbenaderingen (BSO) kunnen het beweeggedrag in specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld etnische minderheden, groepen met lage welvaart) binnen de voorschoolse educatie (VE) bevorderen. Zeven databases werden systematisch doorzocht naar interventies gericht op kinderen (0-6 jaar) in de VE, waarbij gebruik werd gemaakt van ten minste één ‘BSO’-benadering. De focus lag daarbij op het beweeggedrag van kinderen. De conclusie is dat er duidelijke mogelijkheden bestaan ​​om het beweeggedrag van specifieke doelgroepen te stimuleren door de inzet van BSO-benaderingen.

Beleids-, systeem- en omgevingsbenaderingen (BSO) kunnen het beweeggedrag in specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld etnische minderheden, groepen met lage welvaart) binnen de voorschoolse educatie (VE) vergemakkelijken. Binnen de BSO-benadering verwijst beleid naar gedocumenteerde richtlijnen binnen de organisatie en op lokaal of landelijk niveau. Systemen worden geclassificeerd als organisatorische of operationele veranderingen (bijvoorbeeld wijzigingen in programma’s). Omgevingen kunnen zowel de sociale (bijvoorbeeld interacties tussen pedagogisch medewerker en kind) als de fysieke omgeving omvatten (bijvoorbeeld aanpassingen aan de fysieke ruimte).

Er werden 44 onderzoeken geïdentificeerd die 42 interventies vertegenwoordigden. De helft van de interventies bevatte een deel van een BSO-benadering (21/42), terwijl slechts 11 van de 42 interventies drie of meer benaderingen omvatten. Veranderingen in de fysieke omgeving (bijvoorbeeld het toevoegen van speeltoestellen, het aanpassen van de ruimte (25/42)) waren de meest gebruikte BSO-benaderingen, gevolgd door systeembenaderingen (bijvoorbeeld het integreren van activiteit in routines, (21/42)) en beleid (bijvoorbeeld de afspraken met betrekking tot de tijd buiten (20/42)). Bijna de helft van de interventies werd uitgevoerd in overwegend specifieke doelgroepen (18/42). Van de 11 interventies die over beweeggedrag rapporteerden, was dat bij 9 een positief effect ten aanzien van meer of gevarieerder bewegen. De conclusie is dat er duidelijke mogelijkheden bestaan ​​om het beweeggedrag van specifieke doelgroepen te stimuleren door de inzet van BSO-benaderingen. Voor de Nederlandse kinderopvang is het belangrijk om een goede afstemming tussen de verschillende lagen in een organisatie te bewerkstelligen. Pedagogisch medewerkers moeten bijvoorbeeld voldoende handvatten hebben om gerichte beweegactiviteiten aan te bieden, waarbij de fysieke inrichting van de buitenruimte ondersteunend is. Ook is aansluiting van de beweegactiviteiten bij het educatieve programma (en andersom) van belang. En het beleid in de organisatie zou aan het werk van de pedagogisch medewerkers ondersteunend moeten zijn, maar tevens ook richting moeten geven voor de pedagogisch medewerker ten aanzien van het belang van bewegen.