De schrijvers beginnen deze paper met een kort overzicht van oudere literatuur over de voor en nadelen van gemengde leeftijdsgroepen. Uit de literatuur komt vrij consistent naar voren dat een gemengde groep voor jongere kinderen vooral voordelen heeft. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat oudere kinderen dan fungeren als ‘tutor’ of rolmodel. Jongere kinderen in verticale groepen leren bijvoorbeeld eerder complexere spelletjes te spelen en routines te volgen. Ook lijkt het dat ze door het spelen met oudere kinderen ze meer geavanceerde sociale vaardigheden leren. Aan de andere kant moet er opgemerkt worden dat er ook studies zijn die aantoonden dat de bijdrage van de jonge kinderen in complexe activiteiten beperkter is als ze in een gemengde leeftijdsgroep zitten.
Uit het literatuuroverzicht blijkt dat er voor oudere kinderen vooral nadelen lijken te zijn verbonden aan verticale groepen. Vergeleken met kinderen in horizontale groepen, nemen ze minder deel aan positieve sociale interacties en spelen ze vaker alleen. Deze kinderen bleken ook hun communicatiestijl aan te passen aan de jongere kinderen in de groep. Dit is misschien een teken van sociale vaardigheden, maar is niet per se bevorderlijk voor de taalontwikkeling.
Deze longitudinale studie keek naar de effecten van de groep op ontwikkeling over tijd. De auteurs verwachtten dat de verticale groep voordelen zou hebben voor de jongere kinderen op meerdere domeinen. 59 kinderen werden gevolgd van 1986 tot 1990. Alle kinderen zaten op een kinderopvang en werden random ingedeeld in een verticale of horizontale groep. Ze zaten tenminste 1 jaar in deze groep voordat ze doorstroomden naar de kleuterschool. De leeftijd bij aanvang was 21 tot 67 maanden (dus 1;9 tot 5;7 jaar). Wat betreft achtergrond was het een divers samengestelde groep.
In een horizontale groep was het verschil in leeftijd tussen de kinderen maximaal 12 maanden. In een verticale groep was het verschil in leeftijd gemiddeld 2 jaar. Specifiek waren er verticale groepen van kinderen van 1 en 3 jaar en groepen van kinderen van 2 en 4 jaar. Horizontale groepen bestonden uit een vaste groep kinderen gedurende de hele studie. Verticale groepen bestonden minimaal twee jaar uit een vaste groep kinderen, omdat de oudste kinderen dan uitstroomden naar de kleuterschool. In beide type groepen vond uitstroom altijd plaats in het najaar, waardoor veel kinderen al ouder dan 5 jaar waren op het moment van uitstromen. De onderzoekers hebben de ontwikkeling van de kinderen tot het uitstromen iedere zes maanden gemeten met een brede schaal (de Battelle Developmental Inventory).
De uitkomsten laten zien dat voor bijna alle onderzochte domeinen (motoriek, communicatie, cognitief en algemene ontwikkeling) kinderen uit de twee soorten groepen een iets ander ontwikkelingsverloop laten zien . De kinderen in de horizontale groepen lopen een lineair pad en de kinderen in de verticale groep lopen een non-lineair pad. Dit houdt in dat er in de jonge jaren tot ca. 2 jaar geen verschil is gevonden tussen de twee groepen. Tussen 2 en 4 jaar doen kinderen in verticale groepen het iets beter, maar rond 4 jaar, doen kinderen in horizontale groepen het beter. Dit suggereert dat een verticale groep voordelen heeft voor de ‘tussengroep’ (tussen 2 en bijna 4) maar dat de horizontale groep beter uitpakt voor de oudere kinderen. In tegenstelling tot deze uitkomsten, werden er kleine verschillen gevonden in de jongere jaren als er specifiek werd gekeken naar de ontwikkeling van persoonlijke sociale vaardigheden en het uitvoeren van dagelijkse taken zoals zelfstandig aankleden. Kinderen in de verticale groepen scoorden iets beter op deze domeinen maar de verschillen werden steeds kleiner en verdwenen tegen de tijd dat de kinderen naar de kleuterschool gingen.
De uitkomsten zijn dus in lijn met de verwachtingen die de onderzoekers van tevoren hadden. Als verklaring voor de gevonden verschillen wijzen de auteurs op vier punten:
- veranderingen in de fysieke omgeving;
- de aard van de activiteiten;
- het gegeven dat oudere kinderen rolmodel kunnen zijn voor de jongere kinderen;
- het verschil in spelniveau.
Bailey Jr, D. B., Burchinal, M. R., & McWilliam, R. A. (1993). Age of peers and early childhood development. Child Development, 64(3), 848-862.