Inleiding
De huidige studie probeert specifieke, waarneembare gedragingen van pedagogisch professionals te identificeren die de groei in zelfregulatievaardigheden bij 4-jarigen beïnvloeden, na controle voor de globale kwaliteitsbeoordeling van de groep. Er is specifiek gekeken naar de begeleiding door pedagogisch professionals van interacties tussen kinderen, hoe vaak gedrag wordt afgekeurd, en hoe vaak teruggevallen wordt op bestraffende gedragsmanagementstrategieën. Gedragsmanagementstrategieën van pedagogisch professionals vormen een belangrijke component van de groepskwaliteit en daarom horen zowel ondersteunende als bestraffende reacties op gedrag van kinderen aandacht te krijgen. Op basis van de literatuur werd verwacht dat afkeurende en bestraffende reacties een negatief effect op de zelfregulatieontwikkeling zouden hebben, terwijl het begeleiden van onderlinge interacties gericht op probleemoplossing tussen leeftijdsgenoten een positief effect zou hebben.
Vanuit de theorie van ‘verschillende vatbaarheid’ (‘differential susceptibility') wordt gesuggereerd dat sommige kinderen meer (ten goede of ten kwade) beïnvloed worden door hun omgeving dan anderen. Kinderen met slechte zelfregulatie bij de start zijn wellicht meer dan kinderen met een goede zelfregulatie gebaat bij een pedagogisch professional die hen ondersteunt bij positieve contacten met leeftijdsgenoten. Daarom is ook onderzocht of de zelfregulatie van kinderen bij de onderzoeksstart de samenhang tussen het gedrag van professionals en de zelfregulatieontwikkeling van kinderen beïnvloedt.
Methode
Ruim 1200 4-jarigen werden gevolgd tijdens hun pre-k (in Nederland 1e kleuter)jaar. De zelfregulatie van de kinderen werd in de herfst en in het voorjaar vastgesteld aan de hand van gevalideerde taken afgenomen door een onderzoeker in een rustige ruimte en beoordeling door de onderzoeker tijdens de taken, en door de pedagogisch professional in de groep. Dit resulteerde in twee componenten van zelfregulatie: gedragsregulatie en aandachtsregulatie. Drie categorieën van gedrag van de pedagogisch professional werden door middel van observaties vastgelegd: 1) het aantal afkeurende uitingen of handelingen of zeer directieve (overcontrolerende) uitingen (‘Ga zitten!’); 2) Bestraffende strategieën waren gedragingen als schreeuwen tegen een kind, een kind dat fysieke of emotionele hulp nodig heeft negeren, fysiek disciplineren of sarcastische opmerkingen maken; 3) ondersteunend begeleiden van onderlinge interactie. De globale groepskwaliteit werd vastgesteld met de Classroom Assessment Scoring System, een gevalideerd observatie-instrument.
Resultaten
Ook na controle voor de globale kwaliteit op de groep, toonden kinderen een kleinere groei in zelfregulatie als hun pedagogisch professionals vaak terugvielen op afkeurende en bestraffende gedragsmanagementstrategieën. Dit laat zien dat het belangrijk is zowel aandacht te hebben voor ondersteunende als negatieve gedragingen van pedagogisch professionals. Ook in groepen met een positieve sfeer werd negatief gedrag van professionals waargenomen. Bij 49% van de pedagogisch professionals werden bestraffende gedragingen geobserveerd. Anders dan verwacht bleek de vaardigheid en ondersteuning in het begeleiden van onderlinge interactie geen voorspellende waarde te hebben voor de zelfregulatie-ontwikkeling. Een slechte zelfregulatie bij de onderzoeksstart beïnvloedde zeer beperkt de samenhang tussen de groei in zelfregulatie en gedrag van de professional.
Deze studie toont dat het haalbaar is om praktische, waarneembare, en specifieke gedragingen van pedagogisch professionals te identificeren die van invloed zijn op de vroege ontwikkeling. Tevens wijzen de resultaten van dit onderzoek wijzen op de noodzaak van kwaliteitsverbetering met een expliciete focus op het verminderen van negatief gedrag van pedagogisch professionals.