WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Pedagogische kwaliteit | Publicatiedatum: 2020

Kern

In dit rapport worden Europese indicatoren beschreven die leiden tot kwaliteit van voorzieningen en welbevinden van kinderen. De indicatoren zijn, in lijn met het model van Bronfenbrenner, op vier niveaus beschreven. De onderzoekers geven aan dat het noodzakelijk is om een competent kwaliteitssysteem op alle niveaus te hebben om te komen tot positieve uitkomsten voor het individuele kind. De indicatoren kunnen gezien worden als evidence-based aanbevelingen om te komen tot een hoge kwaliteit van uitvoering met een positieve impact op individuele kinderen, hun families en gemeenschappen en de samenleving als geheel. De indicatoren kunnen verder uitgewerkt en vervolgens gebruikt worden voor interne zelf-evaluatie, externe monitoring van kwaliteit en vergelijkingen tussen landen.

Het doel van dit onderdeel van het CARE-project (work package 6) was om de uitkomsten van andere deelonderdelen van het project te integreren in een omvattend en cultureel-sensitief Europees raamwerk voor evaluatie en monitoring van de kwaliteit en effectiviteit van early childhood education and care (ECEC) en het welbevinden van kinderen. De geformuleerde indicatoren van kwaliteit en welbevinden zijn gevoelig voor de culturele variatie in Europa en voor verschillen in prioriteiten van landen ten aanzien van evaluatie en monitoring van welbevinden.

In lijn met het model van Bronfenbrenner worden in het raamwerk indicatoren op verschillende niveaus onderscheiden. Zo zijn er indicatoren op het niveau van het individuele kind, het microsysteem van de groep of klas met daarin de andere kinderen en volwassenen, het meso- en exosysteem van kenmerken op het niveau van de organisatie en het macrosysteem van wet- en regelgeving. De Europese indicatoren in dit rapport zijn om die reden beschreven op deze vier niveaus.

Op het niveau van het kind gaat het met name om indicatoren op het gebied van welbevinden en betrokkenheid. Wat betreft het microsysteem gaat het met name om kenmerken van het curriculum, pedagogische aanpak en aspecten van proceskwaliteit. Wat betreft het meso- en exosysteem gaat het om structurele kenmerken, cultuur en organisatorische kwaliteit op het niveau van de organisatie. Op het niveau van het macrosysteem gaat het om de vormgeving van het systeem, toegankelijkheid, wet- en regelgeving, financiering en monitoring van de kwaliteit. De onderzoekers zijn van mening dat voor kwaliteit, welbevinden van en positieve impact op de kinderen op de korte en lange termijn een competent kwaliteitssysteem op alle niveaus nodig is.

De indicatoren kunnen gezien worden als evidence-based aanbevelingen, met als doel om te komen tot een hoge kwaliteit van uitvoering met een positieve impact op individuele kinderen, hun families en gemeenschappen en de samenleving als geheel.

De indicatoren kunnen verder uitgewerkt en vervolgens gebruikt worden voor interne zelf-evaluatie, externe monitoring van kwaliteit en vergelijkingen tussen landen. Bij het opstellen van de indicatoren is ook de zienswijze van belangrijke stakeholders meegenomen, zoals ouders, pedagogisch medewerkers/leerkrachten en beleidsmakers.

Het rapport bevat in totaal 44 indicatoren: 3 op het niveau van het individuele kind, 14 op het microniveau van de groep of klas, 17 op het niveau van meso- en exosysteem op het niveau van de organisatie en 10 op het niveau van wet- en regelgeving.