Vermeer en Groeneveld schreven een hoofdstuk over de kwaliteit van de babyopvang. Dat hoofdstuk start met de elementen die van belang zijn voor de ontwikkeling van baby’s in het algemeen en in de kinderopvang in het bijzonder. De auteurs richten zich daarbij specifiek op de gehechtheidstheorie, op de theorie van omgevingschaos en op epidemiologische gezondheidsstudies over baby’s in de kinderopvang.
De auteurs benadrukken dat volwassenen niet alleen een directe invloed hebben op het welbevinden en de ontwikkeling van het kind, maar ook een indirecte: zij creëren de voorwaarden waaronder baby’s met hun omgeving kunnen interacteren en ze kunnen eventuele obstakels voor een gezonde ontwikkeling wegnemen. Met andere woorden, juist voor baby’s, die nog volledig afhankelijk zijn van volwassenen, is de opvoeder in de kinderopvang een centrale spil.
Kwalitatief goede kinderopvang kan volgens de auteurs worden gedefinieerd als opvang die kinderen veiligheid biedt, hun persoonlijke en sociale competentie bevordert en hen regels, normen en waarden bijbrengt (Juffer & Vermeer, 2011). Het bieden van een gevoel van veiligheid is de meest basale doelstelling voor alle vormen van kinderopvang, zeker als het gaat om baby’s. Want pas als baby’s zich emotioneel veilig voelen, zijn zij in staat tot exploratie en ontwikkeling.
De auteurs maken een onderscheid tussen een emotioneel veilige omgeving, een stimulerende omgeving en een fysiek veilige omgeving. Sensitieve responsiviteit, ofwel de mate waarin opvoeders de signalen van een kind goed opvangen en hier prompt en adequaat op reageren, speelt een belangrijke rol bij het bieden van emotionele veiligheid. In de ogen van de auteurs is dit een van de belangrijkste kenmerken van kwalitatief goede kinderopvang. De auteurs formuleren twee voorwaarden die het voor professionele opvoeders in de kinderopvang mogelijk maken om sensitief op baby’s te reageren:
- Baby’s hebben regelmatig één-op-één contact met de opvoeders.
- Er is stabiliteit van vaste sensitieve opvoeders.
Onder een stimulerende omgeving verstaan de auteurs onder andere een taalrijke omgeving en een aanbod van leeftijdsadequate materialen en activiteiten die de ontwikkeling van kinderen bevorderen. De auteurs geven aan dat ook de fysieke omgeving van belang is voor een optimale ontwikkeling van de kinderen. Het gaat dan om een breed scala aan elementen uit de fysieke omgeving waarvan verondersteld wordt dat deze van invloed zijn op het welbevinden en de ontwikkeling van baby’s. Zoals: gezondheids- en veiligheidspraktijken, een rustige omgeving zonder veel geluiden en in- en uitgeloop en afscherming van gevaarlijke materialen.
Vermeer en Groeneveld onderscheiden drie indicatoren voor het meten van de kwaliteit: algemene proceskwaliteit (het feitelijke zorg- en opvoedingsproces), opvoeder-babyinteracties en maten die het welbevinden van kinderen weergeven.
Algemene proceskwaliteit omvat kenmerken als de inrichting van de ruimte, het gebruik van materialen, persoonlijke zorg, interacties tussen staf en kinderen en kinderen onderling, taal, activiteiten en het dagprogramma. Ook omgevingschaos, waaronder geluid, scharen de auteurs onder algemene proceskwaliteit.
Bij kwaliteit van interacties, volgens de auteurs de belangrijkste indicator van kwaliteit, wordt gekeken naar de interactievaardigheden: sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, structureren & grenzen stellen, praten & uitleggen, ontwikkelingsstimulering en begeleiden van interacties.
Bij welbevinden wordt gekeken naar emotioneel welbevinden, gezondheid en fysiologische stress.