WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Pedagogische kwaliteit in een verticale groep | Publicatiedatum: 2021

Kern

In deze experimentele studie is onderzocht of een 5 weken durende video-feedback training effectief was in het verbeteren van de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers die werken op een verticale groep. Het gaat daarbij om de zes bekende interactievaardigheden. Onderzoek hiernaar is van belang omdat uit de laatste kwaliteitsmonitor van het LKK naar voren kwam dat voor baby’s de kwaliteit van interacties in verticale groepen lager lag dan in horizontale groepen (Slot et al., 2020). De totale steekproef bestond uit 139 pedagogisch medewerkers, waarvan 69 de training ontvingen. De resultaten laten zien dat alle zes de interactievaardigheden door de training verbeterden en dat de pedagogisch medewerkers in de interventiegroep significant hogere scores kregen dan die in de controlegroep. Drie maanden later was dit nog steeds zo, behalve voor structureren en grenzen stellen en ontwikkelingsstimulering.

De kwaliteit van de kinderopvang wordt voor een groot deel bepaald door de manier waarop pedagogisch medewerkers omgaan met de kinderen in hun groep en hoe zij kinderen begeleiden in de omgang met andere kinderen en in hun spel, oftewel de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers. Daarnaast wordt verondersteld dat deze vaardigheden gerelateerd zijn aan de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Reden genoeg dus om te investeren in het verbeteren van deze vaardigheden. Dit geldt met name voor pedagogisch medewerkers die werken op verticale groepen aangezien de laatste kwaliteitsmonitor van het LKK bijvoorbeeld liet zien dat dat de kwaliteit van interacties voor baby’s in deze groepen lager lag dan voor baby’s in horizontale groepen.

In deze experimentele studie werd daarom onderzocht of de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers die werkzaam waren op een verticale groep verbeterd konden worden door middel van een kortdurende interventie die gebruik maakt van video-feedback. In totaal werkten 139 pedagogisch medewerkers van 68 groepen mee aan de studie. Zij waren gemiddeld 32.4 (SD = 9.65, range = 18 – 56) jaar oud en hadden gemiddeld 8.2 jaar werkervaring (SD = 6.48, range = 0 – 25).

Tijdens een voormeting werden alle pedagogisch medewerkers 8-10 minuten gefilmd in verschillende situaties en deze videobeelden werden later gescoord door de onderzoekers op zes interactievaardigheden: sensitieve responsiviteit, respect voor de autonomie van de kinderen, structureren en grenzen stellen, praten en uitleggen, ontwikkelingsstimulering en het begeleiden van interacties tussen kinderen. Vervolgens werden de pedagogisch medewerkers van een groep (vaak twee per groep) willekeurig toegewezen aan de interventiegroep (n = 69) die de training ontving of de controlegroep (n = 70) die geen training ontving. Twee weken later startte vervolgens de 5-weekse training, die bestond uit vier individuele sessies en één sessie waaraan beide pedagogisch medewerkers deelnamen. Tijdens de individuele sessies werd informatie doorgenomen over specifieke interactievaardigheden, daarnaast werden er drie voorbeelden getoond die de pedagogisch medewerker moest scoren als laag, middelmatig of hoog wat vervolgens besproken werd en werd gevraagd om reflecteren op de eigen interactievaardigheden aan de hand van videomateriaal dat tijdens de voormeting/vorige sessie gemaakt was. Tot slot werden er doelen vastgesteld om de daaropvolgende week aan te werken. Tijdens de laatste sessie deelden de pedagogisch medewerkers beelden van zichzelf met elkaar om zo van elkaar te leren. Een week na de laatste sessie werden de interactievaardigheden van alle pedagogisch medewerkers opnieuw geobserveerd tijdens een nameting en nog drie maanden later opnieuw tijden de ‘follow-up’.

De resultaten van de studie laten zien dat de scores van de pedagogisch medewerkers in de interventiegroep toenamen van de voormeting tot de nameting en dat de scores op de nameting op alle zes de interactievaardigheden significant hoger waren in de deze groep dan in de controle groep. Het effect van de training op de verschillende vaardigheden was doorgaans middelmatig tot groot, alleen het effect op structureren en grenzen stellen was klein. Voor deze vaardigheid bleek ook geen significant verschil meer tijdens de ‘follow-up’ meting, hetzelfde geldt voor ontwikkelingsstimulering. Het effect van de training op de overige vaardigheden was nog wel steeds zichtbaar met middelmatige tot sterke effectgroottes. Gezien de afnemende verschillen tussen de groepen na verloop van tijd geven de auteurs in de discussie aan dat het van belang is om interactievaardigheden te blijven monitoren. Dat gezegd hebbende is de belangrijkste conclusie dat het met behulp van een

kortdurende training mogelijk is om de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers die werken met kinderen van 0 tot 4 jaar te vergoten.

Helmerhorst, K.O.W., Riksen-Walraven, J.M.A., Fukkink, R.G., Tavecchio, L.W.C., & Gevers Deynoot-Schaub, M.J.J.M. (2017) Effects of the Caregiver Interaction Profile Training on Caregiver–Child Interactions in Dutch Child Care Centers: A Randomized Controlled Trial. Child & Youth Care Forum (46), 413 – 436. DOI: 10.1007/s10566-016-9383-9