WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Goede start | Publicatiedatum: 2025

Kern

Deze studie onderzocht hoe de overgang van thuis naar de kinderopvang de stress van jonge kinderen beïnvloedt en welke rol de hechting met de moeder hierbij speelt. Bij 70 Duitse peuters (gemiddeld 15 maanden oud) werden cortisolwaarden, gedrag en hechtingskwaliteit gemeten vóór en na de start op de opvang. De resultaten laten zien dat de overgang naar de kinderopvang vaak gepaard gaat met hogere cortisolwaarden en meer huilen, vooral tijdens de eerste dagen zonder moeder, de separatiefase. Hechting met de moeder bleek een rol te spelen. Veilige gehechte kinderen hadden tijdens de adaptatiefase, wanneer de moeder aanwezig was, lagere cortisolwaarden dan onveilig gehechte kinderen. Tijdens de separatiefase, wanneer de moeder weg was, lieten veilige gehechte kinderen juist meer huilen en jengelen zien. Bovendien bleek dat een langere wenperiode met de moeder de kans vergroot dat de hechting veilig blijft of wordt. Een geleidelijke, sensitieve overgang helpt om stress te verminderen. 

In deze longitudinale studie werd onderzocht hoe de overgang van thuis naar kinderopvang invloed heeft op de stressreacties van jonge kinderen, en welke rol de hechtingsrelatie met de moeder daarbij speelt. De onderzoekers volgden 70 Duitse peuters van gemiddeld 15 maanden oud, die tot dan toe thuis waren verzorgd. De onderzoekers verzamelden gegevens over hechtingskwaliteit (via de Strange Situation), gedrag (jengelen en huilen) en fysiologische stress (via speeksel cortisol) in vier fasen: thuis, tijdens de adaptatiefase met moeder, tijdens de separatiefase zonder moeder, en vijf maanden na de start in de opvang. 

De resultaten tonen aan dat de overgang naar kinderopvang gepaard gaat met verhoogde stress. Tijdens de separatiefase – de dagen zonder moeder – stegen de cortisolwaarden tot 75–100% boven het thuisniveau, vooral in de eerste 60 minuten na het afscheid. Ook tijdens de adaptatieperiode, waarin moeders aanwezig waren, waren de cortisolwaarden hoger dan thuis, maar bij veilig gehechte kinderen bleven deze waarden significant lager dan bij onveilig gehechte kinderen. Dit wijst erop dat de aanwezigheid van de moeder een beschermende werking heeft bij kinderen met een veilige hechting. 

Tijdens de separatiefase lieten veilig gehechte kinderen meer negatieve emotie, zoals huilen en jengelen, zien dan onveilig gehechte kinderen. Bovendien correleerde bij veilig gehechte kinderen dit gedrag met verhoogde cortisolwaarden, wat duidt op een authentieke stressreactie. Bij onveilig gehechte kinderen was deze correlatie afwezig, wat past bij de hypothese van affectieve inhibitie: deze kinderen tonen minder emotie, maar ervaren wel fysiologische stress. 

Na twee tot drie maanden werd de hechting opnieuw beoordeeld bij 56 kinderen. Bij 21 van hen was de hechtingsclassificatie veranderd. De analyse toonde aan dat een langere wenperiode significant bijdroeg aan het behoud of herstel van veilige hechting. Kinderen van wie de moeder meer dagen aanwezig was tijdens de adaptatiefase, bleven vaker veilig gehecht of ontwikkelden een veilige hechting. Dit effect was onafhankelijk van de leeftijd of het opleidingsniveau van moeders en temperament van het kind, maar werd wel beïnvloed door het werkrooster van de moeder: een voorspelbaar en minder intensief werkrooster hing samen met stabiele of verbeterde hechting. 

Vijf maanden na de start in de opvang waren de cortisolwaarden nog steeds hoger dan thuis, wat wijst op aanhoudende milde stress. De onderzoekers benadrukken dat deze fysiologische stressreacties niet per se schadelijk zijn, maar wel relevant voor het begrijpen van hoe jonge kinderen de overgang naar kinderopvang beleven. De studie onderstreept het belang van een geleidelijke, sensitieve overgang, waarbij de aanwezigheid van de ouder een rol speelt in het beschermen tegen stress en het ondersteunen van een veilige hechting tussen kind en moeder.