WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Diversiteit en inclusie | Publicatiedatum: 2022

Kern

Kindercentra zijn unieke voorzieningen waar kinderrechten, verantwoordelijkheden en democratische omgangsvormen geoefend en verder ontwikkeld kunnen worden. Belangrijk is of we het kind vooral beschermen en zien als ‘nog niet competent’ en ‘in wording’, of als een competente burger met behoeften, rechten, belangen, ideeën en groeiende capaciteiten. Dan gaat het vooral om participatie. Door een balans te zoeken tussen bescherming en participatie, is burgerschap tegelijkertijd praktijk om dagelijks te oefenen en doel, dus datgene wat we willen bereiken. In een context van toenemende diversiteit omvat dit idealiter ook praktijken van verbinding (groepsvorming) en overbrugging (waarderen, accepteren en vieren) van verschillen. Een directe vorm van kinderparticipatie, een zekere mate van keuzevrijheid in de vorm van bijvoorbeeld een open deuren-beleid, en het delen van verantwoordelijkheid voor de groep en de gemeenschap dragen bij aan de kwaliteit van de kinderopvang gemeten in het welbevinden, de betrokkenheid en de kwaliteit van sociale interacties tussen kinderen.

Steeds meer kinderen gaan al op jonge leeftijd naar centra voor kinderopvang, voorschoolse educatie en naschoolse opvang. We kunnen deze kindercentra zien als unieke voorzieningen waar universele kinderrechten, verantwoordelijkheden en democratische omgangsvormen voorgeleefd, doorleefd, geoefend en verder ontwikkeld kunnen worden. Drie uitgangspunten zijn hierbij van belang:

- Ten eerste het kindbeeld: zien we het kind vooral als nog niet competent en in-wording als mens en als burger (becoming) of zien we het kind nu al als competente burger (being), met behoeften maar ook met rechten, belangen, ervaringen, ideeën en toenemende capaciteiten?

- Ten tweede, door kinderen als burgers te behandelen en een balans te vinden tussen bescherming en participatie, is burgerschap tegelijkertijd praktijk (being) en doel (becoming).

- En ten derde, in een context van toenemende diversiteit naar sociale, culturele en religieuze achtergrond, omvat de toepassing van kinderrechten en principes van burgerschap idealiter praktijken van verbinding (gericht op groepsvorming) en overbrugging (in relatie tot diversiteit).

Onderzoeksvragen

- Wat zijn essentiële kenmerken van een pedagogiek gebaseerd op kinderrechten en democratisch burgerschap voor jonge kinderen in kinderopvang, voorscholen en buitenschoolse opvang;

- in hoeverre zijn deze kenmerken vertegenwoordigd in formele en geïmplementeerde pedagogiek en curricula;

- en hoe hangen deze samen met verschillende aspecten van pedagogische kwaliteit, in het bijzonder het welzijn van kinderen, betrokkenheid, keuzevrijheid (agency) en verbondenheid?

Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende aanvullende methodieken: literatuuronderzoek, documentenanalyse, kwantitatieve analyse, observaties, interviews en kwalitatieve analyse. Daarbij zijn de vormgeving van kinderrechten en democratisch burgerschap op verschillende niveaus bestudeerd. Van ideologie tot formeel beleid, en van organisatiekenmerken en pedagogisch beleid tot de ervaringen van het individuele kind . Tijdens het onderzoeksproces zijn verschillende belanghebbenden betrokken en aan het woord gelaten, waaronder jonge kinderen zelf.

Conclusies:
Dit proefschrift draagt op verschillende manieren bij aan de vertaling van een universeel kinderrechten- en democratisch burgerschapsperspectief naar concrete pedagogische principes voor de vormgeving van ruimten, procedures en praktijken in de kinderopvang. Het onderzoek ondersteunt de opvatting dat in de pedagogische context van de kinderopvang, participatie en inspraak van kinderen belangrijk zijn.

Kinderen zijn waardevolle bronnen van informatie om de kwaliteit van opvang en onderwijs te verbeteren. Op deze manier kunnen kinderen ook meer mede-eigenaar van hun eigen leer- en ontwikkelingsproces zijn. Het proefschrift maakt duidelijk hoe directe participatie van kinderen kan worden gerealiseerd. Indien goed geïmplementeerd, kunnen directe vormen van participatie waarschijnlijk bijdragen aan het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen, aan de kwaliteit van hun interacties met leeftijdsgenoten, en aan hun gevoel van verbondenheid en inclusie. Dat betekent dat alle kinderen hun stem moeten kunnen laten horen. Daarvoor is een visie nodig op het kind als actief deelnemer aan het eigen ontwikkelingsproces en aan de groep of omgeving. Dit vraagt om verankering in het pedagogisch beleid en uitwerking in het pedagogisch werkplan. Het gaat hier niet alleen om kinderinspraak via een kinderraad, ideeënbus of muurkrant, of via ouders of mentor (dus indirect), maar juist ook om een gestandaardiseerde vorm van directe kinderparticipatie: regelmatig, op vaste momenten in het jaar, speciale gesprekken met kinderen voeren om ze te vragen wat ze wel of niet leuk vinden en welke ideeën ze hebben voor hun kindcentrum. Dit kan op veel manieren, ook bij (zeer) jonge kinderen. Via een systematische benadering die de verschillende ‘stemmen’ van kinderen oppikt en de veelvormige informatie als een mozaïek in elkaar schuift, blijkt dat kinderen al op jonge leeftijd waardevolle en relevante informatie en nieuwe ideeën voor het pedagogisch beleid en vormgeving van de dagelijkse praktijk kunnen inbrengen. Zo’n participatiemethode kan uit verschillende activiteiten bestaan, zoals een kind-geleide rondleiding door het kindcentrum, het maken van ‘paspoorten’, of foto’s maken voor een groepsboek. Het gaat daarbij niet om het ‘product’, maar vooral om het proces: de werkjes worden juist als aanknopingspunt gebruikt voor gesprekken met kinderen).

Ook legt het proefschrift pedagogische praktijken bloot die de keuzevrijheid en sociale verantwoordelijkheid van kinderen kunnen ondersteunen. Het klinkt tegenstrijdig, maar individuele keuzevrijheid en sociale verantwoordelijkheid kunnen elkaar juist versterken. Dit kan worden bereiktdoor kinderen autonomie en keuzevrijheid te geven in gezamenlijke co-creatieve processen met anderen.Voorbeelden: op een aantal momenten op de dag een open-deuren beleid voeren, zodat kinderen de kans krijgen hun eigen activiteiten of speelmaatjes te vinden; kleine conflicten zullen ontstaan, maar vaak lossen kinderen deze onder elkaar op. Kinderen vinden het leuk om samen een taak uit te voeren, voor de groep, het kindercentrum, of in de wijk.

Het verdient aanbeveling om kwaliteitsconcepten die op een ‘beschermingsvisie’ zijn gebaseerd uit te breiden met een beeld van het kind als een competente burger met zich ontwikkelende capaciteiten om rechten uit te oefenen en verantwoordelijkheden te dragen. In lijn hiermee is het een aanbeveling om een wettelijk kwaliteitskader in te voeren dat de implementatie van systematische directe kinderparticipatie verplicht stelt, ook voor de jongsten, en daarvoor concrete richtlijnen geeft. Het opnemen van de waarde van verantwoordelijkheid ten opzichte van anderen in kwaliteitsconcepten en

wettelijke kwaliteitskaders is mede aan te bevelen vanwege de publieke functie van het kinderopvangsysteem. Het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind en vooral de uitwerking daarvan in het Europese Kwaliteitsraamwerk bieden in dit verband goede aanknopingspunten.

Eijkholt, C. (2022). Children's rights and citizenship: A perspective for inclusive and democratic education and care for young children (Kinderrechten en burgerschap: een perspectief voor een inclusieve en democratische pedagogiek in kinderopvang, voorscholen en naschoolse opvang). Proefschrift. Utrecht: Universiteit Utrecht. DOI: https://doi.org/10.33540/1353