WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: | Publicatiedatum: 2020

Kern

Hersenonderzoek laat zien dat hersenontwikkeling een proces is dat door omgevingsprikkels gestuurd wordt. In overeenstemming met dit idee werd in dit onderzoek nagegaan welke voorspellende waarde de kwaliteit van de ouder-kind interacties heeft voor later executief functioneren (EF). Daarbij werd gekeken naar drie ‘opvoeddimensies’: sensitiviteit, ‘mind-mindedness’ (neiging om naar mentale concepten te verwijzen) en steun voor autonomie toen de kinderen 12 en 15 maanden oud waren; EF werd vastgesteld op 18 en 26 maanden. Alle drie de opvoeddimensies waren gerelateerd aan EF van het kind; steun voor autonomie (vooral scaffolding) was op beide momenten de sterkste voorspeller ongeacht algemene cognitieve vaardigheid van het kind of moeder’s opleidingsniveau. De uitkomsten laten zien dat ouder-kind relaties een belangrijke rol kunnen spelen in de ontwikkeling van zelfregulatie bij jonge kinderen. Datzelfde geldt ook voor pedagogisch professionals in de kinderopvang.

Uit hersenonderzoek bij baby’s blijkt hoe cruciaal omgevingsprikkels voor de vroege hersenontwikkeling zijn. Een aspect van cognitieve ontwikkeling dat afhankelijk is van hersenontwikkeling is executief functioneren (EF): zogenaamde ‘hogere orde’ processen die de basis vormen voor flexibel doelgericht gedrag zoals zelfsturing, werkgeheugen, planning en aanpassing. Minder bekend is welke mechanismen zorgen voor de ontwikkeling van EF. 

EF is gerelateerd aan tal van sociale en cognitieve ontwikkelingsuitkomsten op latere leeftijd. Vroege omgevingservaringen zijn direct van invloed op de hersenontwikkeling: ervaringen bepalen gedurende de eerste twee jaar welke verbindingen er gelegd worden en welke selectief verwijderd worden omdat ze ongebruikt blijven. Ongunstige omgevingservaringen zijn gerelateerd aan problematische hersenontwikkeling zowel op structureel als functioneel niveau. Daarentegen lijken gunstige omgevingsinvloeden zoals een warme ouder-kind relatie een positieve invloed te hebben op de hersenontwikkeling. Aanvankelijk zijn ouders de externe regelaars voor ritme en gevoel, en maken ze geleidelijk aan regulatie door het kind zelf mogelijk. Hoewel opvoeding een cruciale factor is in de ontwikkeling van kinderen kunnen verschillende opvoeddimensies verschillend bijdragen aan kindfunctioneren. Daarom werd gekeken naar verschillende dimensies namelijk: moeder’s sensitiviteit, ‘mind-mindedness’ (neiging om naar mentale concepten te verwijzen) en steun voor autonomie (inclusief scaffolding).

In overeenstemming met uitkomsten van hersenonderzoek werd in dit onderzoek nagegaan welke voorspellende waarde de kwaliteit van de ouder-kind interacties heeft voor de ontwikkeling van EF. Bij 80 middenklasse gezinnen werden opvoeddimensies en kind EF gemeten. De drie opvoeddimensies werden gemeten toen de kinderen 12 en 15 maanden oud waren; EF werd gemeten op 18 en 26 maanden. 

Alle drie de opvoeddimensies waren verschillend gerelateerd aan EF van het kind. Steun voor autonomie was op beide momenten de sterkste voorspeller, ongeacht algemene cognitieve vaardigheid van het kind of moeder’s opleidingsniveau. Daarentegen voorspelde moeder’s mind-mindedness de groei van EF tussen 18 en 26 maanden. NB Steun voor autonomie bestond voornamelijk uit scaffolding: respect tonen voor ritme van het kind en verzekeren dat het kind een actieve rol speelt in de succesvolle afronding van de taak. 

De uitkomsten laten in ieder geval zien dat ouder-kind relaties een belangrijke rol kunnen spelen in de vroege ontwikkeling van zelfregulatie bij jonge kinderen. Dit betekent dat ook de professional in de kinderopvang hier een belangrijke rol in speelt.