WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Algemeen | Publicatiedatum: 2024

Kern

Voor dit Amerikaanse onderzoek zijn 688 kinderen uit 45 groepen gevolgd bij hun overstap naar ‘kindergarten’ (qua leeftijd vergelijkbaar met de Nederlandse groep 2). Meer dan 70 procent van de kinderen had aanpassingsproblemen op minimaal één van de vijf onderzochte aspecten: het maken van vrienden, het rooster volgen, voldoen aan academische standaarden, werken in een groep en georganiseerd zijn. Meer dan 30 procent van de kinderen had aanpassingsproblemen op alle aspecten. Jongens en kinderen met een specifieke zorgbehoefte hadden vaker aanpassingsproblemen dan meisjes en kinderen zonder specifieke zorgbehoefte. Het percentage kinderen met aanpassingsproblemen was groter dan op basis van eerdere studies werd gedacht. Een mogelijke verklaring voor de aanpassingsproblemen zoeken de auteurs in een suboptimale aansluiting tussen de voorschoolse context en kindergarten. Een andere verklaring is dat kindergarten tegenwoordig mogelijk minder goed aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen.

In de theoretische inleiding geven de auteurs op basis van eerder onderzoek aan dat kinderen - zelfs kinderen die een voorschoolse voorziening hebben bezocht - een grote verandering ervaren als zij starten in ‘kindergarten’ (qua leeftijd vergelijkbaar met de Nederlandse groep 2). Vergeleken met voorschoolse voorzieningen is het aanbod in kindergarten van meer formele (of schoolse) aard, zijn de groepen groter, zijn er minder activiteiten waarbij het kind in the lead is en is er minder vaak communicatie met ouders. Ook zijn er andere gedragsverwachtingen en andere verwachtingen wat betreft academische standaarden oftewel schoolse vaardigheden. Het doel van deze Amerikaanse studie was om zicht te krijgen op de overgang naar kindergarten, in het bijzonder de mate waarin kinderen aanpassingsproblemen ervaren en voorspellende factoren daarbij. Voor dit onderzoek zijn 688 kinderen uit 45 groepen gevolgd bij hun overstap naar kindergarten.

De resultaten: veel kinderen met aanpassingsproblemen

Meer dan 70 procent van de kinderen had aanpassingsproblemen op minimaal één van de vijf onderzochte aspecten: het maken van vrienden, het rooster volgen, voldoen aan academische standaarden, werken in een groep en georganiseerd zijn. Meer dan 30 procent van de kinderen had aanpassingsproblemen op alle aspecten. Het percentage kinderen met aanpassingsproblemen was groter dan op basis van eerdere studies werd gedacht. Jongens en kinderen met een specifieke zorgbehoefte hadden vaker aanpassingsproblemen dan meisjes en kinderen zonder specifieke zorgbehoefte. Ook kinderen uit gezinnen die in armoede leven en eenoudergezinnen hadden meer aanpassingsproblemen bij de overgang naar kindergarten.

Verklaringen voor het grote aantal kinderen met aanpassingsproblemen

Een mogelijke verklaring voor de aanpassingsproblemen zoeken de auteurs in een suboptimale aansluiting tussen de voorschoolse context en kindergarten. Een andere verklaring is dat kindergarten tegenwoordig mogelijk minder goed aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen. De activiteiten en doelen van de Amerikaanse kindergarten zijn meer en meer academisch georiënteerd geworden. Het schoolse leren staat met andere woorden meer op de voorgrond dan vroeger het geval was. De auteurs illustreren dit met een voorbeeld uit eerder onderzoek over de hogere verwachtingen die leerkrachten tegenwoordig van kinderen hebben: waar in 1998 maar 31 procent van de leerkrachten verwachtte dat kinderen leerden lezen in kindergarten, lag dit percentage in 2010 op 80 procent. 

Dit onderzoek maakt duidelijk hoe belangrijk het is dat de ervaringen van kinderen in de voorschoolse context aansluiten bij de ervaringen die ze vervolgens opdoen in kindergarten, of in de Nederlandse situatie: groep 1 van de basisschool. Ook bevat dit onderzoek een duidelijke waarschuwing om te waarborgen dat het aanbod in groep 1 aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen.