WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Algemeen | Publicatiedatum: 2023

Kern

Voorlezen aan jonge kinderen is een belangrijk middel om vroege geletterdheid en taalontwikkeling te stimuleren. Tijdens het voorlezen kunnen kinderen verbaal maar ook non-verbaal betrokken worden bij het verhaal. In dit Amerikaanse onderzoek onder tweejarigen werd onderzocht of het aantal kinderen aan wie wordt voorgelezen van invloed is op de mate waarin en de manier waarop kinderen participeren tijdens voorleessessies. Het bleek dat wanneer de groep uit 3 tot 4 kinderen bestond, kinderen twee keer zo vaak actief verbaal meededen dan wanneer de groep uit 7 tot 8 kinderen bestond.

Eerder onderzoek onder kinderen van 5 tot 6 jaar liet zien dat de groepsgrootte van invloed was op hun participatie tijdens voorleesmomenten. Kinderen in een kleine groep scoorden hoger als het ging om interactie en het begrijpen van het verhaal, dan in een grote groep of in een-op-een situaties. In de huidige studie is gekeken naar een jongere groep: kinderen tussen de 24 en 35 maanden oud. Daarbij is onderzocht of er een relatie was tussen het aantal kinderen in een voorleessessie en hun betrokkenheid en verbale participatie. Daarnaast werd onderzocht op welke manieren kinderen non-verbaal communiceren tijdens het voorlezen.

In deze experimentele studie deden twee groepen van een kinderdagverblijf mee, bestaande uit respectievelijk 7 en 8 tweejarigen. Het experiment hield in dat gedurende een periode van twaalf weken in beide groepen dezelfde boeken werden voorgelezen. Elke twee weken werden de boeken vervangen door nieuwe. Na elke voorleessessie werden de boeken tijdens vrij spel in de leeshoek neergelegd, waar kinderen ze konden pakken en aan de pedagogisch medewerker konden vragen om voorgelezen te worden.
Het onderzoek startte met in elke groep een dagelijkse voorleessessie door een pedagogisch medewerker aan de hele groep. Na vier weken werd in de ene groep de voorleessessie veranderd: in deze groep waren er dagelijks tegelijk twee voorleessessies. Twee pedagogisch medewerkers lazen ieder aan een groepje van 3 tot 4 kinderen voor. In de andere groep werd nog aan de hele groep voorgelezen. Weer vier weken later werd ook hier de voorleesgroep verkleind naar twee groepjes van 3 tot 4 kinderen. Van zowel de grote als de kleine voorleesmomenten werden steeds video-opnames gemaakt. De video-opnames werden geanalyseerd en zo kon vergeleken worden wat de verschillen waren als er in grotere of kleine groepjes voorgelezen werd. Daarbij werd gekeken naar de mate van betrokkenheid van de kinderen en op welke manieren ze communiceerden.

De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat de verbale participatie van de kinderen sterk toenam als er in kleine groepjes werd voorgelezen: dan gaven de kinderen bijna twee keer zo vaak commentaar of stelden ze vragen dan in de grote groep. En dat terwijl die ‘grote’ groep, met 7 of 8 kinderen, ook al relatief klein was. De algehele betrokkenheid nam in een van de twee deelnemende groepen significant toe als er in kleine groepjes werd voorgelezen, terwijl die toename in de andere groep marginaal was. Maar ook in de tweede groep gingen kinderen vooral meer verbaal reageren als er in kleine groepjes werd voorgelezen.
Hoewel de kinderen na het voorlezen in een kleine groep, tijdens vrij spel iets vaker met boeken gingen spelen dan na het voorlezen in een grote groep, was het verschil te klein om er een conclusie aan te verbinden.
De onderzoekers merken wel op dat de groepsgrootte maar één aspect is dat participatie van kinderen kan beïnvloeden. De rol van de pedagogisch medewerkers, die in dit onderzoek allemaal een training in voorlezen hadden gevolgd, is heel belangrijk. Maar de ruimte, het maken van geschikte plekken voor voorlezen (ook in kleine groepjes dus), en het beschikbaar stellen van leesmateriaal, zijn wel belangrijke randvoorwaarden.

Phillips, L. B., & Twardosz, S. (2003). Group size and storybook reading: Two-year-old children's verbal and nonverbal participation with books. Early Education and Development, 14(4), 453-478.