WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: | Publicatiedatum: 2020

Kern

Ook momenten die niet perse op leren gericht zijn, zogenaamde hybride contexten zoals lunchmomenten, kunnen gebruikt worden om bij te dragen aan de taalontwikkeling van kinderen. In dit artikel wordt nagegaan hoe tijdens de lunch de verdeling in spreken tussen leerkracht en 4-jarige kinderen was en in welke mate gebruik gemaakt werd van academisch taalgebruik. Vervolgens werd het gespreksonderwerp gecodeerd als academisch/voedsel, sociaal-persoonlijk en regels om de mate van variatie vast te stellen. Er bleken vier verschillende patronen van lunchinteracties te zijn met verschillen in onderwerp en de mate van academisch taalgebruik. Deze patronen hangen verschillend samen met actieve woordenschatgroei, ook na controle voor ratio leerkracht-kind en voormetingsscores. Met name de kinderen blootgesteld aan variatie in onderwerpen met veel academisch taalgebruik maken de grootste groei door in actieve woordenschat. Professionals in de kinderopvang kunnen meer en beter gebruik maken van deze hybride contexten om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren.

Er is vrij veel kennis over de relatie tussen het taalaanbod van ouders en de taalontwikkeling van jonge kinderen maar veel minder kennis over de relatie tussen het taalaanbod van pedagogisch professionals en de taalontwikkeling van jonge kinderen. Wel is er inmiddels kennis over het taalaanbod tijdens het voorlezen door professionals maar hoe het taalaanbod is bij andere contexten is weinig onderzocht. 

Taalgebruik thuis is veelal beperkt tot hier-en-nu conversaties tussen personen die elkaar goed kennen. Taalgebruik op school is bedoeld voor de overdracht van kennis, met meer specifieke termen, tussen personen die elkaar minder goed kennen, waardoor taalgebruik meer precisie vereist: academisch taalgebruik. In de opvang is er, anders dan op school, regelmatig sprake van ‘hybride settingen’: contexten die zowel elementen bevatten van taalgebruik thuis als van academisch taalgebruik. Er wordt gespeeld, voorgelezen, gegeten en geslapen. Ook momenten die niet perse op leren gericht zijn, zogenaamde hybride settingen zoals lunchmomenten, kunnen gebruikt worden om bij te dragen aan de taalontwikkeling van kinderen. 

Het onderzoek vond plaats op Head Start locaties waar de lunches in ‘gezinstijl’ worden aangeboden: professionals eten samen met de kinderen aan tafel in groepjes van 4 tot 8 personen. Lunches in 44 groepen werden gefilmd. Er werd nagegaan hoe tijdens de lunch de verdeling in spreken tussen professional en 4-jarige kinderen was en in welke mate gebruik gemaakt werd van academisch  taalgebruik. Vervolgens werd het gespreksonderwerp gecodeerd als academisch/voedsel, sociaal-persoonlijk en regels om de mate van variatie vast te stellen. Met behulp van een clusteranalyse werd vastgesteld welke clusters of patronen er waren in het taalaanbod. Tot slot werd nagegaan in hoeverre patronen van taalaanbod tijdens lunchinteracties samenhangen met woordenschatontwikkeling van 4-jarigen. 

Er was variatie in onderwerp en hoeveelheid academisch taalgebruik tijdens de lunches. Er bleken vier verschillende patronen van taalaanbod tijdens lunchinteracties te zijn. Het patroon ‘formeel-klas’ (11%) verwijst naar lunchinteracties waar relatief veel gesproken werd en ook veel academisch taalgebruik voorkwam. Het patroon ‘informeel-thuis’ (20%) bevatte veel sociaal-persoonlijke conversaties met het minste academisch taalgebruik. Het patroon ‘gemengd-laag’ (43%) liet zien dat er relatief weinig gesproken werd, dat het gesprek qua onderwerp gemengd was (zowel sociaal-persoonlijk , regels als academisch/voedsel) en er weinig academisch taalgebruik voorkwam. Tot slot, het patroon ‘gemengd-hoog’ (25%) was qua gespreksonderwerp gemengd, er werd veel gesproken en had het hoogste academische taalgebruik. De verdeling in spreken tussen professionals en kinderen verschilde niet tussen de clusters. De patronen in taalaanbod hingen niet samen met de groei in passieve woordenschat. De patronen hangen wel verschillend samen met actieve woordenschatgroei, ook na controle voor ratio leerkracht-kind en voormetingsscores. Met name de kinderen blootgesteld aan variatie in onderwerpen met veel academisch taalgebruik (gemengd-hoog en formeel-klas) maken de grootste groei door in actieve woordenschat.

De variatie aan patronen tijdens lunchinteracties toont dat volwassenen verschillende aspecten prioriteren zoals taal- en cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling, zelfredzaamheid en fysiek-motorische ontwikkeling. In vergelijking met andere settingen zoals voorlezen krijgen kinderen veel mogelijkheden om deel te nemen aan conversaties tijdens de lunch, en dit stimuleert wellicht hun actieve woordenschat. Maaltijden zijn een natuurlijke en ondersteunende setting om de woordenschat uit te breiden.