WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Spel en spelbegeleiding | Publicatiedatum: 2024

Kern

In dit onderzoek is met behulp van video-opnames heel precies gekeken naar het object-georiënteerde spel van zes kinderen in de leeftijd van ongeveer 1 tot bijna 4 jaar oud. Zij konden spelen met verschillende materialen: poppetjes, neutraal gekleurde blokken, gekleurde blokken, doosjes, jutezakken en houtkrullen. Uit de resultaten blijkt dat er overeenkomsten zijn tussen de kinderen, maar ook verschillen. Opvallend was dat als kinderen materialen combineerden, dit vaak materialen binnen dezelfde categorie waren (poppetjes met poppetjes bijvoorbeeld). Het onderzoek daagt professional uit om heel precies te kijken naar het spel van kinderen op de groep. Als je daar de tijd voor neemt, is er zoveel te zien en ontdekken bij de kinderen. Net zoals kinderen dat doen tijdens hun spel.

Als kinderen tussen de 1 en 4 jaar oud zijn, zijn ze vaak druk met het exploreren en manipuleren van voorwerpen in hun omgeving. Dit wordt ook wel manipulerend spel genoemd. De auteurs van dit artikel gebruiken echter de term ‘object-georiënteerd spel’ voor al het spel met voorwerpen en materialen. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie geven de auteurs aan dat object-georiënteerd spel verschillende fases kent die evolueren naarmate het kind ouder wordt:

  1. Sensomotorisch exploreren

Kinderen ontdekken de ‘regels’ (kenmerken, eigenschappen) van voorwerpen en materialen. Ze voelen het voorwerp bijvoorbeeld met hun handen of mond.

  1. Fysiek manipuleren

Kinderen ontdekken wat je kunt doen met voorwerpen materialen. Ze verzinnen daarbij hun eigen, nieuwe gebruiksmogelijkheden, maar ontdekken ook hoe volwassenen het voorwerp gebruiken en wat de functie van het voorwerp of materiaal is binnen hun cultuur.

  1. Mentaal manipuleren

Kinderen geven een andere, nieuwe betekenis aan voorwerpen of materialen.

Sensomotorisch exploreren is al te zien bij baby’s, en het lijkt erop dat mentaal manipuleren zich als laatste ontwikkelt, maar hoe de drie typen zich precies tot elkaar verhouden in de ontwikkeling is nog niet helemaal duidelijk. Met dit onderzoek willen de auteurs daar meer zicht op krijgen. Zij gaan in het artikel eerst in op de definitie van spel. Ze baseren zich daarbij op Van Oers en geven aan dat er sprake moet zijn van een hoge mate van betrokkenheid; het ontdekken en volgen van ‘regels’ en een bepaalde mate van vrijheid.

Verschillende soorten regels

Van Oers onderscheidt vier typen regels:

  1. Sociale regels

Deze regels gaan over sociale interactie, zowel over wat sociaal gepast gedrag is in interacties met leeftijdsgenootjes en volwassenen als regels gebaseerd op rollen. Welk gedrag, welke handelingen en welke taal horen er bijvoorbeeld bij de rol van dokter?

  1. Technische regels 

Deze regels gaan over de kenmerken en correct gebruik van voorwerpen. Hoe gebruik je bijvoorbeeld een nietmachine?

  1. Conceptuele regels

Deze regels leggen verbanden tussen verschijnselen of stukjes informatie, zoals een recept helpt bij het maken van een goed beslag

  1. Strategische regels

Deze regels geven aan hoe er gehandeld gaat worden, zoals plannen maken en problemen oplossen

Bij het formuleren van bovengenoemde soorten regels is vooral gekeken naar rollenspel. De auteurs verwachten dat met name technische regels een rol spelen bij object-georiënteerd spel. 

Onderzoekvragen

De auteurs hebben twee onderzoeksvragen:

  • Welk soort regels exploreren, volgen of passen kinderen toe tijdens object-georiënteerd spel?
  • Hoe exploreren, volgen of passen kinderen deze regels toe tijdens object-georiënteerd spel?

Daarbij is gekeken naar leeftijdsverschillen tussen kinderen en naar de verschillende typen object-georiënteerd spel: sensomotorisch exploreren, fysiek manipuleren en mentaal manipuleren.

Opzet van het onderzoek

Zes kinderen, drie jongens en drie meisjes, van verschillende leeftijden deden mee aan het onderzoek. De leeftijd van de kinderen varieerde van 1 tot bijna 4 jaar. De kinderen werden uitgenodigd om individueel, in een aparte ruimte, te spelen met de volgende materialen: twee jute zakken met daarin een set gekleurde en een set ongekleurde houten blokken met verschillende vormen, vijf in elkaar passende en stapelbare houten doosjes met een sluiting, twaalf gekleurde houten poppetjes en een doos gevuld met houtkrullen. 

Resultaten van het onderzoek

De kinderen speelden het langst met de poppetjes. De gekleurde en ongekleurde houten blokken deelden de tweede plaats. Maar één van de kinderen speelde met het houtkrullen. Gekeken naar combinaties, dan viel op dat de poppetjes het vaakst werden gecombineerd met andere poppetjes, en de blokken met andere blokken. Gelet op leeftijd, viel op dat de twee jongste kinderen de meeste sensomotorische exploratie lieten zien vergeleken met de oudere kinderen. 

Uit de kwalitatieve en kwantitatieve analyses kwamen twee thema’s naar voren:

  • Kinderen exploreren en gebruiken verschillende regels met verschillende strategieën;
  • Kinderen laten verschillende patronen van herhaling zien. De jongste kinderen herhalen vaak korte reeksen van simpele handelingen (1 tot 3 handelingen), terwijl de oudere kinderen langere en meer complexe reeksen herhalen (6 tot 9 handelingen). Alleen de oudste kinderen laten daarbij ook variatie zien. 

Belangrijkste les van dit onderzoek

Hoewel de auteurs zelf ook aangeven dat de resultaten vanwege de kleine onderzoeksgroep niet zomaar gegeneraliseerd kunnen worden, maakt het onderzoek duidelijk dat het heel belangrijk is om heel precies te kijken naar het spel van kinderen op de groep. Als je daar als professional de tijd voor neemt, zul je zoveel zien en ontdekken bij de kinderen. Net zoals kinderen dat doen tijdens hun spel.