Sluiter en collega’s deden een onderzoek naar 228 kinderen in Nederland die naar het kinderdagverblijf (154 kinderen) of de gastouderopvang (74 kinderen) gingen. De kinderen waren gemiddeld 2,5 jaar oud. In het onderzoek werd onder andere gekeken hoe affectieve, dyadische professional-kindrelaties (emotionele band tussen professionals en individuele kinderen) samenhingen met het welbevinden en het gedrag van kinderen. Hierbij werd onderscheid gemaakt in de mate van nabijheid (warmte, open communicatie, ondersteuning), conflict (negativiteit, strijd, dwang, frustratie) en afhankelijkheid (extreem afhankelijk gedrag van het kind ten opzichte van de professional) in de relatie.
Als professionals een hoge mate van nabijheid met kinderen ervaarden, vertoonden deze kinderen minder internaliserend probleemgedrag (gedrag dat vooral storend is voor het kind, zoals angst en depressieve klachten) en meer welbevinden). Als professionals veel conflict met een kind ervaarden, vertoonden kinderen volgens de professionals meer externaliserend probleemgedrag (gedrag dat vooral storend is voor de omgeving, zoals agressie en hyperactiviteit) en meer internaliserend gedrag. Een hoge mate van afhankelijkheid in de professional-kindrelatie hing samen met een lager welbevinden en meer internaliserend probleemgedrag, maar minder externaliserend probleemgedrag.
Conclusie: Professional-kindrelaties spelen een rol in het externaliserende en internaliserende probleemgedrag van kinderen en hun welbevinden. Dit geldt ook voor de Nederlandse kinderopvang. Investeren in positieve professional-kindrelaties, en vooral het verminderen van conflict en afhankelijkheid in de relatie, kan probleemgedrag bij jonge kinderen verminderen en hun welbevinden vergroten.