WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: | Publicatiedatum: 2020

Kern

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het werk van Daniel Stern over communicatie van baby’s en hun moeder. Stern kon met zijn micro-analyses laten zien hoe heel jonge baby’s al in staat zijn om een actieve rol in interactie met de moeder te hebben door de ogen te sluiten of het hoofd af te wenden. Daarnaast liet hij zien hoe er patronen te herkennen zijn in het contact met de moeder, zoals een patroon van toenadering door beide partijen of juist een toenadering-vermijdingspatroon. De metafoor die hij gebruikt om de wederkerigheid in contact weer te geven is die van een dans zoals een wals: beide partijen delen wederkerige verwachtingen van de bewegingen in interactie en beïnvloeden elkaar gelijktijdig. Zijn split-second perspectief op interactie toont naast de actieve bijdrage van heel jonge kinderen in interactie ook hoeveel zich herhalende micro-gebeurtenissen jonge kinderen ervaren die daarmee invloed hebben op hun ontwikkeling. Voor pm’ers betekent dit vooral dat ze heel goed moeten kijken naar de baby en zich bewust moeten zijn van hun eigen aandeel in het contact met heel jonge baby’s.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het werk van Daniel Stern over communicatie van baby’s en hun moeder in een micro-perspectief, namelijk op basis van filmfragmenten met eenheden korter dan een seconde. Deze methode van analyseren let op timing, duur en volgorde van contact tussen moeder en het zeer jonge kind. Stern schetste hoe op basis van de uitkomsten van dit micro-perspectief implicaties voor de moeder-kind hechting duidelijk werden. 

Stern beschreef de micro-analyse van de face-to-face interacties tussen moeder en kind begin 1970, op een tijdstip dat de invloed van de moeder op de persoonlijkheidsontwikkeling van het jonge kind werd onderkend maar zonder dat er zicht was op de achterliggende mechanismen hoe die beïnvloeding plaats vond. Door interacties op microniveau te analyseren kon beter zicht gekregen worden op hoe hechting ontstaat, aldus Stern.

Beebe gaat uitgebreid in op een artikel van Stern uit 1971. In dat artikel beschrijft Stern uitkomsten van micro-analyses van dyadische face-to-face interacties van een moeder met haar tweelingzoons Mark en Fred van 3,5 maanden oud. De dyadische face-to-face interacties van moeder met Mark worden gekenmerkt door episodes van wederkerig langdurig contact afgewisseld met episodes zonder contact. Daarentegen wordt het contact met Fred gekenmerkt door zeer korte momenten van contact, veelal beëindigd door Fred, en herhaalde pogingen van moeder om het contact met hem te herstellen. Stern liet met zijn micro-analyses zien hoe heel jonge baby’s al in staat zijn om een actieve rol in interactie met de moeder te hebben door de ogen te sluiten of het hoofd af te wenden. Een paar jaar later toonde Stern op basis van vervolgonderzoek dat het vooral de baby is die wederzijds blikcontact maakt of breekt. Daarnaast liet hij zien hoe er patronen te herkennen zijn in het contact met de moeder, zoals een patroon van toenadering door beide partijen of juist een toenadering-vermijdingspatroon.

Nieuw voor zijn tijd was dat Stern liet zien dat beide partners elkaar beïnvloeden (dus niet alleen moeder die het kind beïnvloedt). Verder liet zijn onderzoek zien dat kinderen erg van elkaar verschillen in hoe lang ze face-to-face contact houden en dat dit het patroon van betrokkenheid tussen ouder en kind bepaalt. Hele korte uitwisselingen belemmeren betrokkenheid. Soms gaat het afbreken van het face-to-face contact door moeder of kind gelijk op, zoals bij Mark, maar soms loopt het zeer uiteen: Fred brak bijvoorbeeld 9x zo vaak als moeder het contact af. Vaak ging het bij Fred om korte onderbrekingen en dat was verwarrend voor de moeder: ze probeert dan toch contact te maken en staakt haar pogingen pas als hij zijn hoofd helemaal afwendt. Fred en zijn moeder tonen een wederkerig toenadering-vermijdingspatroon waardoor ze niet loskomen van elkaar: een verschijnsel dat Stern benoemde als  ‘micro-creatie van ambivalentie’.

De metafoor die Stern gebruikt om de wederkerigheid in contact weer te geven is die van een dans zoals een wals: beide partijen delen wederkerige verwachtingen van de bewegingen in interactie en beïnvloeden elkaar gelijktijdig. Stern laat zien dat op micro-niveau interacties zo snel gaan dat het niet zozeer uitsluitend reacties op het gedrag van de ander betreft maar ook verwachtingen die beide partners hebben en die hun gedrag beinvloeden. Het idee van verwachtingen van interactieve regulatie sluit aan bij de werkmodellen die in hechting een belangrijke rol spelen. 

Dit split-second perspectief op interactie toont dat heel jonge kinderen actief bijdragen aan de interactie door oogcontact en hoofdpositie. Daarnaast toont zijn perspectief ook aan hoeveel zich herhalende micro-gebeurtenissen jonge kinderen bloot staan en hoe die (positieve of juist negatieve) ervaringen daarmee invloed hebben op hun ontwikkeling (temperament en hechting). 

Een goede pedagogisch professional staat open voor deze signalen van het jonge kind en is zich bewust van het belang van afstemming.