Regioplan en Sardes deden in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek naar de aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs. De onderzoeksvraag was: Hoe ziet kindvriendelijke overdracht (gericht op de ontwikkeling van kinderen) van voorschoolse voorzieningen naar het basisonderwijs eruit?
Overdracht versus overgang
De onderzoekers hebben werkdefinities geformuleerd voor de termen ‘overdracht’ en ‘overgang’. Met overdracht bedoelen zij: ‘de regels, procedures en informatie die nodig zijn voor een goede start op school’. De overgang is gedefinieerd als ‘het hele proces van het geleidelijk afscheid nemen van de kinderopvang en voorbereiding op de basisschool tot het geleidelijk ingroeien in de basisschool’. Binnen de overgang speelt de overdracht (van kind en informatie) een rol. De overgang is dus breder dan de overdracht. De overgang bevat meerdere activiteiten die door voorschoolse voorzieningen en basisscholen kunnen worden uitgevoerd om de start in het basisonderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Onderzoeksopzet
De onderzoekers hebben verschillende methoden van dataverzameling gebruikt: literatuuronderzoek, vragenlijstonderzoek en casestudies. Ook is een reflectiebijeenkomst georganiseerd met medewerkers uit kinderopvang, peuterpeelzaalwerk, basisonderwijs en gemeenten. De vragenlijst is ingevuld door 897 respondenten, wat neerkomt op een respons van 25 procent.
Het rapport start met een beschrijving van de Nederlandse situatie rondom overgang en overdracht, inclusief juridische en ethische aspecten bij de overdracht (hoofdstuk 2). In het volgende hoofdstuk worden op basis van internationale wetenschappelijke literatuur modellen en elementen van een goede overgang beschreven (hoofdstuk 3). Vervolgens worden de resultaten gepresenteerd van het vragenlijstonderzoek onder kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 worden de casestudies beschreven. Het rapport sluit af met een slotbeschouwing waarin onder andere aanbevelingen worden gedaan voor het bevorderen van een kindvriendelijke overgang (hoofdstuk 6).
In het vervolg van deze uitwerking geven we een samenvatting van de resultaten.
De resultaten
Het onderzoek richtte zich nadrukkelijk op ‘reguliere’ kinderen, waarvoor geen centrale regelgeving rondom de overgang en overdracht bestaat. Over de overgang van deze kinderen worden op lokaal niveau afspraken gemaakt, waarbij in ieder geval de Wet bescherming persoonsgegevens geldt.
Dit betekent juridisch gezien dat ouders/verzorgers altijd toestemming moeten geven voor de overdracht van informatie over hun kind. Ethisch gezien is het belangrijk dat men prudent met deze informatie omgaat, ouders betrekt bij de gegevensverzameling en gegevensoverdracht en men zich bewust is van de invloed die verwachtingen van volwassenen kunnen hebben op de prestaties van kinderen. Het organiseren van een kindvriendelijke overgang heeft positieve effecten op kinderen, gezinnen (ouders) en professionals. Om een voorbeeld te geven: kinderen voelen zich snel thuis in de nieuwe klas, ouders bouwen een vertrouwensrelatie op met de nieuwe leerkracht, en professionals van voorschoolse voorzieningen en basisscholen zijn samen in staat om continuïteit in de ontwikkeling van kinderen te garanderen.
De onderzoekers onderscheiden een aantal elementen die bijdragen aan een kindvriendelijke overgang. De overgang wordt verondersteld meer kindvriendelijk te zijn naarmate:
- voorschoolse voorziening en school intensiever samenwerken;
- er sprake is van informatieoverdracht tussen voorschoolse voorziening en school;
- er sprake is van een doorgaande lijn tussen voorschoolse voorziening en school;
- ouders beter worden meegenomen in het overgangsproces;
- kinderen beter worden meegenomen in het overgangsproces.
Uit de resultaten blijkt dat bijna een kwart van de scholen en van de peuterspeelzalen aangeeft actief te zijn op elk van de vijf bovengenoemde elementen. Bij de kinderdagverblijven gaat het om ongeveer vijftien procent. Bij scholen en voorschoolse voorzieningen die aangeven actief te zijn op elk van de elementen, is daarmee in potentie sprake van een kindvriendelijke overgang. In potentie, omdat of er daadwerkelijk sprake is van een kindvriendelijke overgang, afhankelijk is van de manier waarop deze voorschoolse voorzieningen en scholen invulling hebben gegeven aan deze aspecten. Een belangrijke bevinding is dat voorschoolse voorzieningen en scholen het minst actief zijn op het realiseren van een doorgaande lijn, terwijl juist die doorgaande lijn volgens de literatuur een belangrijke voorwaarde is voor het realiseren van een kindvriendelijke overgang. Van de voorschoolse voorzieningen en scholen die actief zijn in het overdragen van informatie over kinderen, maakt ongeveer 80 procent gebruik van een (gestandaardiseerd) overdrachtsformulier. Bij ruim de helft van de kinderdagverblijven en bijna twee derde van de peuterspeelzalen en scholen wordt informatie (ook) in een gesprek overgedragen, de zogenoemde ‘warme overdracht’.
De auteurs geven aan dat de meeste professionals en ouders tevreden zijn over de manier waarop de overgang verloopt. Wel zijn er een aantal verbeterpunten te benoemen waarmee de overgang nog verder kan worden versterkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
- Versterk de betrokkenheid van ouders;
- Zorg voor meer inhoudelijke samenwerking (in plaats van alleen afstemming);
- Faciliteer wederzijdse bezoeken aan locaties/scholen;
- Stem gedragsprotocollen op elkaar af;
- Werk met hetzelfde kindvolgsysteem;
- Zorg voor meer terugkoppeling van de scholen naar de voorschoolse voorzieningen over hoe de kinderen het doen op school.
Aanbevelingen
De aanbevelingen voor de overheid zijn om:
- Kindvriendelijke overgang in een breder perspectief te zien.
- Uit te dragen dat kindvriendelijke overgang voor alle kinderen van belang is.
- De overgang met goede informatie te faciliteren.
- Structurele integrale samenwerking mogelijk te maken.
De aanbevelingen voor organisaties en professionals zijn om:
- Te zorgen dat voorschoolse voorzieningen en basisscholen zijn aangehaakt bij de procedure en het formulier.
- De overgang bij verantwoordelijken te beleggen.
- Informatie uit te wisselen over de visie en verwachtingen.
- Toestemming te vragen aan ouders bij de (indirecte of directe) overdracht van kindinformatie.
- Zo veel mogelijk aan ‘warme’ overdracht te doen.
- De overgangspraktijk periodiek te evalueren.