De peuter-kleuter-groep, die maar op enkele plaatsen in Nederland bestaat, beoogt de inhoudelijke samenwerking tussen opvang en onderwijs te versterken en de overgang naar het basisonderwijs voor kinderen te versoepelen. In een kleine observatiestudie bij 9 random geselecteerde locaties verspreid over het land (N= 13 leerkrachten en 14 pedagogisch medewerkers, 85 geobserveerde kinderen) is de peuter-kleuter-groep op verschillende onderdelen geëvalueerd:
- de proceskwaliteit (CLASS Toddler & CLASS Pre-K: Productiviteit, Educatieve werkvormen en Conceptontwikkeling);
- de betrokkenheid van de kinderen (inCLASS);
- het welbevinden van de kinderen (NCKO-instrument).
Naast de observatiestudie zijn de betrokken professionals uit kinderopvang en basisonderwijs geïnterviewd en hebben zij een vragenlijst ingevuld. Er zijn grote verschillen tussen de onderzochte peuter-kleuter-groepen. Op een deel van de locaties was structureel sprake van een hybride groep in één ruimte met een hecht team dat vrijwel de gehele week samen op de groep stond. Op andere locaties draaide de peuter- en kleutergroep alleen op bepaalde dagen. In verband met de kleine steekproefgrootte kon er niet ingezoomd worden op mogelijke verschillen. De resultatensectie begint met een beschrijving van de verschillende peuter-kleuter-groepen in zogenaamde portretten.
De resultaten: proceskwaliteit, welbevinden en betrokkenheid
De resultaten laten zien dat de proceskwaliteit wat betreft emotionele kwaliteit goed is en middelmatig voor kwaliteit van de instructie. Dit sluit aan bij uitkomsten van peilingen bij reguliere peutergroepen en kleutergroepen (Landelijke Kwaliteitspeiling Kinderopvang (LKK) en het Pre-Cool-onderzoek). Uit de resultaten blijkt dat leerkrachten een grotere rol hebben bij het faciliteren van het leren en de ontwikkeling van kinderen, het stimuleren van hun taalontwikkeling en conceptontwikkeling met gerichte toepassing van educatieve werkvormen en iets hogere kwaliteit van feedback. Dit patroon hangt deels samen met de rol van de leerkracht op de groep. De leerkracht is namelijk vaker dan de pedagogisch medewerker leidend in kringmomenten met instructie, terwijl de pedagogisch medewerker vaker betrokken is bij verzorgingsmomenten. Uit de resultaten blijkt verder dat zowel het welbevinden als de betrokkenheid van peuters en kleuters in de peuter-kleuter-groep goed is. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen peuters en kleuters voor de interacties met leeftijdsgenoten en het gedrag in de groep. Wel blijken de kleuters op de peuter-kleuter-groep meer interacties met de medewerker, een betere speel-werkhouding en een iets hoger welbevinden te hebben dan peuters.
De resultaten: interviews en vragenlijsten
Het beeld dat uit de resultaten naar voren komt, is dat de betrokken pedagogisch medewerkers, leerkrachten en directeuren beogen om de overgang van kinderopvang naar het basisonderwijs met de peuter-kleuter-groep soepeler te laten verlopen. Daarnaast willen zij de interprofessionele samenwerking in een integrale aanpak stimuleren. Uit de resultaten blijkt verder dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten op de groep nauw samenwerken aan innovaties, waarbij de leerkrachten vaker de leiding nemen in de planning, het curriculum en groepsinstructie. Verschillen in opleiding, de positie van een formeel curriculum bij de basisschool en cao-regelingen blijken hierin op praktisch niveau door te werken. Om een voorbeeld te noemen: de extra taakuren en grotere beschikbaarheid van leerkrachten gedurende de schooldag creëren gunstigere randvoorwaarden voor de voorbereiding van leerkrachten vergeleken met hun kinderopvangcollega’s.
Uit de interviews blijkt dat de professionals tevreden zijn over de hechte samenwerking op de groep. Wel is het nodig om zowel individueel als samen een nieuwe balans te vinden bij het werken op de gecombineerde groep, met name op het vlak van schools leren vanuit leerdoelen en meer spelend leren vanuit een kindvolgende benadering. Een complicerende factor voor alle partijen is dat de peuter-kleuter-groep nog een betrekkelijk kort en onzeker bestaan leidt in het Nederlandse ‘split system’ van kinderopvang en onderwijs. Zo is de onzekere positie van de groep in de relatie tussen school, inspectie en de gemeente als formele handhaver van wet- en regelgeving een belangrijk knelpunt.
Suggesties voor vervolgonderzoek
De auteurs geven aan dat het onderwerp vraagt om een longitudinale onderzoeksopzet waarbij de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen in deze groepen wordt gevolgd van peuter- tot en met kleutergroep (bij voorkeur groep 1 en 2) en wordt vergeleken met die van kinderen in een reguliere setting.