WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Diversiteit en inclusie | Publicatiedatum: 2022

Kern

In deze publicatie wordt op basis van Europees onderzoek nagegaan welke competenties nodig zijn om te werken in een context van diversiteit en sociale ongelijkheid. Daarnaast wordt ingegaan op welke professionele ondersteuning nodig is om medewerkers van kinderopvang en kleuterschool te ondersteunen in hun werk met anderstalige en kansarme ouders en hun kinderen. Maar competent zijn is niet alleen de verantwoordelijkheid van de individuele opvoeder, er is ook behoefte aan een competent systeem. De auteurs gaan ook dieper in op de vraag hoe een dergelijk competent systeem er uitziet hoe dit kan worden gerealiseerd.
Vanuit de wetenschap en binnen internationale organisaties is men het er over eens dat voorzieningen voor jonge kinderen (o-6 jaar) een belangrijke rol vervullen bij het tegengaan van negatieve effecten van armoede en uitsluiting, maar ook dat een hoge kwaliteit hier een voorwaarde voor is. Kwaliteit bestaat dan uit de kansen die elk kind krijgt om zich maximaal te ontwikkelen. De interacties met professionals zijn hiervoor van groot belang. Volgens Peeters en Vandenbroeck is het via die interacties en ook door de manier waarop de volwassene de interacties tussen kinderen onderling beïnvloedt, dat kinderen zich ontwikkelen. Pas als kinderen betrokken zijn, kunnen ze nieuwe vaardigheden ontwikkelen. Welbevinden blijft een essentiële voorwaarde voor betrokkenheid.
 
Onderzoeksvragen
Welke competenties van professionele opvoeders zijn belangrijk in een context van diversiteit met jonge kinderen en hun ouders?
 
- Welke competenties hebben pedagogisch medewerkers nodig om te werken in een context van diversiteit en sociale ongelijkheid?
 
- Welk soort van professionele ondersteuning is nodig om pedagogisch medewerkers te ondersteunen in hun werk met anderstalige en kansarme ouders?
 
Literatuuronderzoek en interviews
De analyse is gebaseerd op literatuuronderzoek en de studie van Jan Peeters naar ‘De Warme Professional’. Hierin zijn interviews opgenomen waarin pedagogisch medewerkers praten over de invulling van hun beroep. Verder hebben verschillende Europese netwerken (Diversity in Early Childhood Education and Training network (DECET) en International Step by Step Association (ISSA)) samen een studie uitgevoerd naar ‘actoren van verandering’ binnen een context van diversiteit en 50 pedagogische professionals hierover bevraagd. Ook refereren de auteurs aan het Europese CoRe-onderzoek (Competences Requirements in Early Childhood Education and Care), ondersteund door de Europese Commissie.
 
Bevindingen
Het creëren van een sfeer waarin elk kind het gevoel heeft er te mogen zijn, en dus ook een sfeer waarin elk gezin zich ‘thuis’kan voelen, zijn basisvoorwaarden. Hiervoor zijn beroepskrachten nodig die in staat zijn om elk kind adequaat te observeren, om met verschillen tussen kinderen om te gaan, om met verschillende ouders in dialoog te gaan en om professioneel te reflecteren op wat dit betekent voor de dagelijkse pedagogische praktijk. Binnen opleidingen moet gefocust worden op het omgaan met inclusie en diversiteit. ‘Actoren van verandering’ in een context van diversiteit lijken over vier brede competenties te beschikken:
- vanuit een confrontatie van meningen naar gezamenlijke oplossingen zoeken;
 
- zich openstellen voor hen die ‘anders’ zijn, voor hen die we niet kennen;
 
- nieuwe pedagogische kennis opbouwen samen met collega’s, ouders en kinderen;
 
- handelen vanuit een gerichtheid op sociale verandering.
 
Vanuit DECET en ISSA zijn vijf brede basiscompetenties geformuleerd:
1) Werken aan sociale verandering;
 
2) Open communiceren en dialoog aangaan;
 
3) Kritisch reflecteren;
 
4) Leren van meningsverschillen;
 
5) Samen met kinderen, ouders en collega’s nieuwe pedagogische praktijk ontwikkelen.
 
Voorwaarde voor het ontwikkelen van deze competenties, is een competent systeem. Dat wil zeggen:
· Een competent ondersteuningssysteem, uitwisseling binnen en buiten de eigen instelling;
 
· Competent beleid: standaarden voor toegankelijkheid en gelijke kansen, en een visie op kinderopvang als een recht van elk kind en elk gezin (en dus over universele eerder dan doelgroepgerichte voorzieningen);
 
· Ouderbijdragen (naar draagkracht), meertalige en toegankelijke informatie en een kritisch en inclusief prioriteitenbeleid;
 
· Een pedagogisch medewerker moet een beroep kunnen doen op een pedagogisch coach om samen nieuwe pedagogische praktijken te ontwikkelen;
 
· Democratisch en visionair leiderschap en supervisie voor directies en middenmanagement (intervisie);
 
· Kwalificatievereisten: een competente overheid zorgt er voor dat er verkorte – maar kwalificerende – opleidingstrajecten worden uitgewerkt voor potentiële medewerkers die vaak uit de doelgroepen komen.
 
Concluderend:
Tussen de vaststelling van wat nodig is en de realiteit ligt nog een hele weg. Kwetsbare groepen zijn nog ondervertegenwoordigd in de kinderopvang, zeker wat de jongste kinderen betreft. Opleidingen zijn te weinig aangepast aan het werken met een diversiteit aan kinderen. Ook het werken met ouders maakt te weinig deel uit van opleidingen. Het is belangrijk dat er instrumenten, zoals een pedagogisch coachingsmodel, ontwikkeld worden om de weg geleidelijk aan uit te stippelen.
 
Peeters, Jan, & Vandenbroeck, M. (2015). Professionele ontwikkeling in een context van diversiteit. In A. van Keulen & F. de Graaff (Eds.). Ruimte voor jong en oud, professioneel omgaan met diversiteit (pp. 35–42). Amsterdam, Nederland: SWP.