Praktijkvoorbeelden
Tools
Bronnen
Lees- en luistertips
Activiteiten
Blogs
Berichten
Overige informatie

WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Autonomie kind | Publicatiedatum: 2020

Kern

Van Liempd onderzocht in hoeverre de ruimtelijke kenmerken van de binnenspeelruimte in het kinderdagverblijf van invloed zijn op exploratief en sociaal gedrag van kinderen. Op grond van literatuur komt zij tot de conclusie dat het waardevol is voor hun ontwikkeling (competentie, cognitie en taal) als kinderen de autonomie krijgen om de ruimte zelfstandig te verkennen. Een grote ruimte met meerdere gevarieerde speelzones, waar de kinderen de begeleider wel kunnen blijven zien versterkt dit. In de implicaties voor praktijk en beleid wordt gesteld dat de vloer een belangrijke speelruimte is voor peuters, die vaker hiervoor gebruikt kan worden en waar minder vaak opgeruimd kan worden. Tot slot pleit zij voor homogene groepen: om kinderen in staat te stellen een variatie aan mogelijkheden te exploreren, met drukke, rustige, rommelige en fysieke activiteiten, zonder daarbij andere kinderen te storen of hinderen. Een verticale groep heeft hier meer dan één ruimte voor nodig.

Van Liempd heeft onderzoek gedaan naar hoe peuters de binnenruimte van het kinderdagverblijf bij het spelen exploreren en gebruiken. Het proefschrift beschrijft de resultaten van de relatie tussen ruimtelijke kenmerken van de speelruimte en exploratief en sociaal gedrag van kinderen. Zij gebruikt hierbij observaties gebaseerd op het concept van affordanties. De ‘affordance theory’ van Gibson houdt in dat de mate waarin een object of ruimte gebruiks- of handelingsmogelijkheden biedt afhangt van de mogelijkheden van het kind om ze te zien en de vaardigheden om ze daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Van Liempd concludeert dat in kinderdagverblijven de vrije vloer het meest wordt gebruikt door kinderen en deze de grootste affordantie heeft, het maakt een grote variatie aan acties mogelijk zoals rondlopen, springen, kruipen, rennen, stilstaan en vallen.

De literatuurstudie geeft aan dat peuters zich meer competent voelen als zij worden ondersteund in hun autonome spel. Als zij zelfstandig en autonoom de speelruimte mogen verkennen, waarbij er wel oogcontact mogelijk is met de begeleider, gebruiken zij de ruimte intensiever, hetgeen bijdraagt aan de cognitieve en taalontwikkeling. Kinderdagverblijven die de autonomie van jonge kinderen willen aanmoedigen, doen er goed aan speelruimte aan te bieden met een veelzijdig en gevarieerd aanbod, ingericht in meerdere speelzones zonder visuele belemmeringen om de begeleider te kunnen zien.

Van Liempd onderschrijft het belang van vrij, onbegeleid spel voor de ontwikkeling van de autonomie van kinderen, gebaseerd op eerder onderzoek. Als de tijd beschikbaar voor vrij spelen wordt beperkt, zijn de mogelijkheden voor kinderen om autonoom materialen en de ruimte zelf te kunnen verkennen minder. Vrij spelen versterkt de taalontwikkeling, grove motoriek, fantasie, betrokkenheid, talentontwikkeling en besluitvorming. 

De vrije vloerruimte wordt het meest gebruikt tijdens vrij spel en is dus, behalve verkeersruimte, ook een belangrijke speelplek. Dit is vooral voor de jongere kinderen het geval, omdat de activiteitenhoeken vaak bezet worden door de oudste kinderen. Deze voorkeur kan ook worden bepaald omdat de vrije vloer jonge kinderen meer mogelijkheden en vrijheid biedt en ze daar meer oogcontact kunnen houden met de pedagogisch medewerker. De vloer zou extra mogelijkheden kunnen bieden als er vrij spel wordt gestimuleerd door bijvoorbeeld met een kleedje en spelmateriaal een tijdelijke speelplek te maken.

De resultaten van de studie geven aan dat aparte groepen voor baby’s en peuters (homogene groepen) beter geschikt zijn om exploratief spel te stimuleren. Daarnaast gaat de behoefte om de ruimte permanent opgeruimd te houden ten koste van de mogelijkheden voor exploratief en vrij spel omdat activiteiten niet na een pauze of de volgende dag kunnen worden voortgezet.

Tot slot betoogt van Liempd dat verticale groepen meer dan een binnenruimte nodig hebben zodat kinderen een variatie aan mogelijkheden kunnen exploreren, met drukke, rustige, rommelige en fysieke activiteiten, waarbij andere kinderen niet hoeven te worden gestoord of gehinderd. Ze roept op om met ontwerpers en pedagogen speelomgevingen te maken die aansluiten bij de mogelijkheden van kinderen in verschillende leeftijden en de ontwikkeling van alle kinderen stimuleert.

Bron
Originele titel: Proefschrift: Exploring childcare spaces. Young children’s exploration of the indoor play space in center-based childcare
Auteur: Ine van Liempd
Publicatiedatum bron: 2018
Zoeken via kernwoorden

Children's use of retreats in family child care homes
Nancy Weinberger | 2006

Exploring childcare spaces. Young children’s exploration of the indoor play space in center-based childcare.
Ine van Liempd | 2018

Effects of toys on the play quality of preschool children: Influence of gender, ethnicity, and socioeconomic Status
Jeffrey Trawick-Smith, Jennifer Wolff, Marley Koschel en Jamie Vallarelli | 2015

The physical indoor environment in ECEC settings: children’s well-being and physical activity
Ole Johan Sando | 2019

Group size and storybook reading: Two-year-old children's verbal and nonverbal participation with books
Laurelle Phillips en Sandra Twardosz | 2003

The effects of visual boundaries in two-year -olds' playrooms
Alain Legendre en Anne-Marie Fontaine | 1991

The relation between the ratio of children per activity area and off-task behavior and type of play in day care centers
Elyse Kantrowitz en Gary Evans | 2004

Play equipment, physical activity opportunities, and children's activity levels at childcare.
Jessica Gubbels, Dave van Kann en Maria Jansen | 2012

Children’s rights and citizenship: A perspective for inclusive and democratic education and care for young children
Christel Eijkholt | 2022

Effecten van kinderopvang op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen
Paul Leseman en Thomas van Huizen | 2022

Professionele ontwikkeling in een context van diversiteit
Jan Peeters en Michel Vandenbroeck | 2015

Kwaliteit van de babyopvang in Nederland: Gecombineerde metingen 2017-2019
Pauline Slot, IJsbrand Jepma, Paulien Muller, Bodine Romijn, Celeste Bekkering en Paul Leseman | 2020

Child Care Quality in The Netherlands Over the Years: A Closer Look
Katrien O. W. Helmerhorst, J. Marianne A. Riksen-Walraven, Mirjam J. J. M. Gevers Deynoot-Schaub, Louis W. C. Tavecchio en Ruben G. Fukkink | 2015

The impact of childcare-group situational age composition on caregiver-child interactions
Tatiana Diebold & Sonja Perren | 2020

Effects of the Caregiver Interaction Profile Training on Caregiver–Child Interactions in Dutch Child Care Centers: A Randomized Controlled Trial
Katrien O. W. Helmerhorst, J. Marianne A. Riksen-Walraven, Ruben G. Fukkink, Louis W. C. Tavecchio, Mirjam J. J. M. Gevers Deynoot-Schaub | 2017

Chillen, skaten, gamen. Opvattingen over kwalitatief goede buitenschoolse opvang in Nederland.
Marianne Boogaard, Ruben Fukkink en Charles Felix | 2008

Schoolkinderen en hun opvang. Wat leren ze ons over kwaliteit?
Brecht Peleman, Caroline Boudry, Lieve Bradt, Tineke Van de Walle en Michel Vandenbroeck | 2014

Pedagogical quality of after-school care: Relaxation and/or enrichment?
Ruben Fukkink en Marianne Boogaard | 2020

Measuring interaction skills of caregivers in child care centers: Development and validation of the Caregiver Interaction Profile Scales
Katrien Helmerhorst, Marianne Riksen-Walraven, Harriet Vermeer, Ruben Fukkink en Louis Tavecchio | 2014

“Kijk eens wat ik kan!” Sociale praktijken in de interactie tussen kinderen van 4 tot 8 jaar in de buitenschoolse opvang
Nynke van der Schaaf | 2016

How to Play without Toys? A Playwork Experimentation in Paris
Baptiste Besse-Patin | 2018

Pedagogical quality of after-school care: Relaxation and/or enrichment?
Ruben Fukkink en Marianne Boogaard | 2020

Autonomy, Fairness and Active Relationships: Children’s Experiences of Well-being in Childcare
Emma Cooke, Michelle Brady, Cheryll Alipio en Kay Cook | 2019

Pedagogical tact. Knowing what to do when you don’t know what to do
Max van Manen | 2014/2015

A professionalisation programme towards children’s risk-taking in play in childcare contexts: moral friction on developing attitudes and collegial expectations
Martin van Rooijen en Gaby Jacobs | 2019

Tijd voor pedagogiek: Over de pedagogische paragraaf in onderwijs, opleiding en vorming
Gert Biesta | 2015

The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior
Edward L. Deci en Richard M. Ryan | 2000

Executive functioning and school adjustment: The mediational role of pre-kindergarten learning-related behaviors
Tyler R. Sasser, Karen L. Bierman en Brenda Heinrichs | 2015

Activity settings and daily routines in preschool classrooms: Diverse experiences in early learning settings for low-income children
Allison Sidle Fuligni, Carollee Howes, Yiching Huang, Sandra Soliday Hong en Sandraluz Lara-Cinisomo | 2012

Activity settings in toddler classrooms and quality of group and individual interactions
Carolina Guedes, Joana Cadima, Teresa Aguiar, Cecília Aguiar en Clara Barata | 2020

From External Regulation to Self-Regulation: Early Parenting Precursors of Young Children's Executive Functioning
Annie Bernier, Stephanie M. Carlson en Natasha Whipple | 2011

De 1e 1000 dagen: het versterken van de vroege ontwikkeling. Een literatuurverkenning ten behoeve van gemeenten
Symone Detmar en Marianne de Wolff | 2019

How to support toddlers’ autonomy: A qualitative study with child care educators
Marilena Côté-Lecaldare, Mireille Joussemet en Sarah Dufour | 2016

Proefschrift: Exploring childcare spaces. Young children’s exploration of the indoor play space in center-based childcare
Ine van Liempd | 2018

General comment No. 17 on the right of the child to rest, leisure, play, recreational activities, cultural life and the arts
UN Committee on the Rights of the Child | 2013

Ontwikkelingen in de kwaliteit van de Nederlandse kinderdagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang op basis van de gecombineerde metingen 2017 -2019
Pauline Slot, IJsbrand Jepma, Paulien Muller, Bodine Romijn, Celeste Bekkering en Paul Leseman | 2019

Overview of European ECEC curricula and curriculum template
Kathy Sylva, Katharina Ereky-Stevens en Ana-Maria Aricescu | 2015

European Framework of Quality and Wellbeing Indicators
Thomas Moser, Paul Leseman, Edward Melhuish, Martine Broekhuizen en Pauline Slot | 2017

Welbevinden en betrokkenheid als toetsstenen voor kwaliteit in de kinderopvang. Implicaties voor het monitoren van kwaliteit
Ferre Laevers | 2016

Child care quality in the Netherlands: From quality assessment to intervention (proefschrift)
Katrien Helmerhorst | 2014

Early childhood education and care in the Netherlands. Quality, curriculum, and relations with child development
Pauline Slot | 2014

Kwaliteit van babyopvang. Een literatuurstudie
Harriet Vermeer & Marleen Groeneveld | 2017

Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: Doelstellingen en kwaliteitscriteria
Marianne Riksen-Walraven | 2004

Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang
Marianne Riksen-Walraven | 2000

Expertisecentrum Kinderopvang werkt samen met de sector in het belang van het zich ontwikkelende kind.

Dus doe mee en investeer mee!

Voor de brede ontwikkeling
van kind én branche

JA, ik doe mee! meer info over het investeren

investeren in kinderopvang