Van Liempd heeft onderzoek gedaan naar hoe peuters de binnenruimte van het kinderdagverblijf bij het spelen exploreren en gebruiken. Het proefschrift beschrijft de resultaten van de relatie tussen ruimtelijke kenmerken van de speelruimte en exploratief en sociaal gedrag van kinderen. Zij gebruikt hierbij observaties gebaseerd op het concept van affordanties. De ‘affordance theory’ van Gibson houdt in dat de mate waarin een object of ruimte gebruiks- of handelingsmogelijkheden biedt afhangt van de mogelijkheden van het kind om ze te zien en de vaardigheden om ze daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Van Liempd concludeert dat in kinderdagverblijven de vrije vloer het meest wordt gebruikt door kinderen en deze de grootste affordantie heeft, het maakt een grote variatie aan acties mogelijk zoals rondlopen, springen, kruipen, rennen, stilstaan en vallen.
De literatuurstudie geeft aan dat peuters zich meer competent voelen als zij worden ondersteund in hun autonome spel. Als zij zelfstandig en autonoom de speelruimte mogen verkennen, waarbij er wel oogcontact mogelijk is met de begeleider, gebruiken zij de ruimte intensiever, hetgeen bijdraagt aan de cognitieve en taalontwikkeling. Kinderdagverblijven die de autonomie van jonge kinderen willen aanmoedigen, doen er goed aan speelruimte aan te bieden met een veelzijdig en gevarieerd aanbod, ingericht in meerdere speelzones zonder visuele belemmeringen om de begeleider te kunnen zien.
Van Liempd onderschrijft het belang van vrij, onbegeleid spel voor de ontwikkeling van de autonomie van kinderen, gebaseerd op eerder onderzoek. Als de tijd beschikbaar voor vrij spelen wordt beperkt, zijn de mogelijkheden voor kinderen om autonoom materialen en de ruimte zelf te kunnen verkennen minder. Vrij spelen versterkt de taalontwikkeling, grove motoriek, fantasie, betrokkenheid, talentontwikkeling en besluitvorming.
De vrije vloerruimte wordt het meest gebruikt tijdens vrij spel en is dus, behalve verkeersruimte, ook een belangrijke speelplek. Dit is vooral voor de jongere kinderen het geval, omdat de activiteitenhoeken vaak bezet worden door de oudste kinderen. Deze voorkeur kan ook worden bepaald omdat de vrije vloer jonge kinderen meer mogelijkheden en vrijheid biedt en ze daar meer oogcontact kunnen houden met de pedagogisch medewerker. De vloer zou extra mogelijkheden kunnen bieden als er vrij spel wordt gestimuleerd door bijvoorbeeld met een kleedje en spelmateriaal een tijdelijke speelplek te maken.
De resultaten van de studie geven aan dat aparte groepen voor baby’s en peuters (homogene groepen) beter geschikt zijn om exploratief spel te stimuleren. Daarnaast gaat de behoefte om de ruimte permanent opgeruimd te houden ten koste van de mogelijkheden voor exploratief en vrij spel omdat activiteiten niet na een pauze of de volgende dag kunnen worden voortgezet.
Tot slot betoogt van Liempd dat verticale groepen meer dan een binnenruimte nodig hebben zodat kinderen een variatie aan mogelijkheden kunnen exploreren, met drukke, rustige, rommelige en fysieke activiteiten, waarbij andere kinderen niet hoeven te worden gestoord of gehinderd. Ze roept op om met ontwerpers en pedagogen speelomgevingen te maken die aansluiten bij de mogelijkheden van kinderen in verschillende leeftijden en de ontwikkeling van alle kinderen stimuleert.