WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Diversiteit en inclusie | Publicatiedatum: 2022

Kern

De auteurs geven in dit rapport uit 2006 aan dat ouderbetrokkenheid wordt gezien als een belangrijk kwaliteitsaspect van een kinderopvanginstelling, maar dat dit niet vanzelfsprekend ontstaat. Men geeft aan dat de communicatie tussen beroepskrachten en ouders maar al te vaak eenrichtingsverkeer is. Partnerschap is een door velen aangehaald ideaal, maar in de praktijk zijn er nog geen uitgekristalliseerde vormen voor gevonden. Ouders vormen bovendien geen homogene groep: ouders hebben verschillende belangen en posities, verschillende sociale en etnische achtergronden, verschillende opvoedings- en communicatiestijlen. Inspelen op die verscheidenheid die recht doet aan de individuele ouder en rekening houdt met de (on)mogelijkheden van het kindercentrum is een uitdaging waaraan professionals elke dag vorm geven.
De auteurs beschrijven in dit rapport uit 2006 allereerst het ontwikkelproject Ouders en Diversiteit, dat de communicatie tussen diverse ouders en voorzieningen voor jonge kinderen wil verbeteren om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van kinderopvang en voorscholen om daarmee het welbevinden van de kinderen en van alle andere betrokkenen te verhogen. Dit onderzoek brengt in kaart wat hierbij werkt (of niet).
 
Belangrijkste onderzoeksvragen
· Welke inzichten biedt (onderzoeks)literatuur op het gebied van ouderparticipatie bij de opvang van kinderen op kindercentra en (voor)scholen?
 
· Welke ervaringen en belangen hebben leidsters en ouders ten aanzien van hun onderlinge contact?
 
Methodiek
De onderzoeksvragen zijn beantwoord met behulp van een mix van analysemethoden, zoals literatuuronderzoek, vragenlijstonderzoek, kwalitatieve interviews en focus-groepgesprekken. Volgens planning zijn er drie metingen in vier kindercentra uitgevoerd. De eerste meting had als doel om de stand van zaken wat betreft ouderbetrokkenheid in de vier geselecteerde kindercentra in kaart te brengen. Vervolgens werden twee vervolgmetingen gedaan om de veranderingen die (mogelijk mede) door het ontwikkelproject op gang zijn gebracht te peilen en om verdieping aan te brengen op de eerder ingewonnen informatie.
 
Bevindingen
De auteurs concluderen dat in onderzoeken tegenwoordig vaak de verschillen tussen ouders in hun rol als co-ouder geproblematiseerd worden. De vroegere aandacht voor oude maatschappelijke tegenstellingen (zoals stad-platteland, klasse en burgerlijke staat) lijkt verruild voor aandacht voor nieuwe maatschappelijke tegenstellingen (werkende - niet-werkende moeders, allochtoon - autochtoon, moslims - niet moslims, verschillende opvoedingsstijlen). De meeste onderzoeken richten zich op het vinden van statistische verbanden tussen diverse groepen ouders en de schoolresultaten van hun kinderen, over de omgang met (diverse) ouders worden nauwelijks uitspraken gedaan. Maar de auteurs beargumenteren dat kwalitatieve studies over opvoeding in allochtone gezinnen in Nederland nog steeds relevant zijn, omdat ze een inhoudelijke beschrijving geven van verschillende opvoedingsstijlen onder autochtone en diverse allochtone ouders, waar men in de pedagogische afstemming tussen ouders en beroepskrachten rekening mee kan houden.
 
Uit het onderzoek van de auteurs blijkt dat leidsters en ouders hun onderlinge contacten in het algemeen als zeer positief ervaren. Ouders en leidsters zijn blij elkaar te ontmoeten. Beiden wensen een vlot contact met elkaar gericht op het optimaliseren van de opvang van het kind in een veilige en leerzame omgeving. Leidsters hebben daarnaast, vaker dan ouders, negatieve emoties (onzekerheid, schuldgevoelens, etc.), juist omdat zij zich verantwoordelijk voelen voor een goed contact en beseffen dat de contacten niet altijd vlekkeloos verlopen. Dit hangt mede samen met het feit dat leidsters en ouders naast een overlap aan belangen (vlot contact en een veilig en leerzaam klimaat voor het kind), ook complementaire belangen (ouders steun willen geven en van leidsters advies willen ontvangen) en tegengestelde belangen hebben.
 
In een context van diversiteit kan taal een barrière zijn, maar ook verschillen in opvattingen over opvoeding. Tijd en aandacht voor alledaagse contactmomenten, bewustwording van benodigde kennis/vaardigheden en het openstellen voor diversiteit, en het maken van afspraken over vaste rituelen (bijvoorbeeld bij breng- en haalmomenten) zijn van groot belang voor de alledaagse verbinding en het overbruggen van verschillen. Daarnaast zijn periodieke oudergesprekken, afstemming, en een open houding over de ontwikkeling van het kind of ouderavonden over de gang van zaken op of rondom het centrum van belang. Ook is aandacht voor verschillende vieringen en festivals binnen verschillende culturen een goede manier om kinderen en ouders met elkaar en elkaars’ cultuur kennis te laten maken.
 
Concluderend:
De vorm van een ‘pedagogisch partnerschap’ tussen kinderopvang en ouders wordt vaak genoemd als ideaaltype van de samenwerking tussen professionals en ouders. Dit vraagt voortdurende aandacht. Ouders vormen geen homogene groep. Zij hebben verschillende belangen en posities, verschillende sociale en etnische achtergronden, verschillende opvoedings- en communicatiestijlen. Inspelen op die diversiteit die recht doet aan ouders en die rekening houdt met de (on)mogelijkheden van het kindcentrum is een uitdaging waaraan pedagogisch medewerkers elke dag vorm geven.
 
Graaff, F. de, Singer, E. & Devillé, W. (2006). Onderzoek diversiteit en ouderbetrokkenheid in kindercentra. Utrecht: NIVEL. https://www.nivel.nl/nl/publicatie/onderzoek-diversiteit-en-ouderbetrokkenheid-kindercentra