Dit onderzoek bevat een representatieve steekproef van 200 Nederlandse kinderopvanginstellingen. Bij alle instellingen is de proceskwaliteit gemeten met twee verschillende instrumenten (ITERS-R=ECERS-R en de CIP). Bij proceskwaliteit wordt gekeken naar de kwaliteit van de ervaringen die het kind heeft op de groep. Dan gaat het bijvoorbeeld om de interacties met pedagogisch medewerkers en het emotionele klimaat. Proceskwaliteit is dus wezenlijk anders dan structurele kwaliteit waarbij wordt gekeken naar randvoorwaarden zoals de ratio medewerkers per kind en het aantal beschikbare vierkante meters per kind. Eén van de doelen van dit onderzoek was om de proceskwaliteit te vergelijken tussen drie soorten groepen, namelijk: horizontale babygroepen (0-2), horizontale peutergroepen (2-4) en verticale groepen (0-4).
Proceskwaliteit werd gemeten middels gestructureerde observaties van de ruimte en het meubilair, routines voor persoonlijke verzorging, taalstimulering, activiteiten en interacties. Ook werd er specifiek ingezoomd op interacties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen en hier werd specifiek gekeken naar sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, structuur en grenzen stellen, verbale communicatie, ontwikkelingsstimulering en faciliteren van positieve interacties tussen kinderen.
De resultaten laten zien dat de verticale groepen niet verschillen van de horizontale groepen als het gaat om de meer algemene proceskenmerken (zoals bijvoorbeeld taalstimulering en activiteiten). Maar als er ingezoomd wordt op de interacties dan zijn er wel verschillen gevonden. Over het algemeen waren de interacties in de horizontale babygroepen van lagere kwaliteit vergeleken met horizontale peutergroepen en verticale groepen. Op het gebied van sensitieve responsiviteit scoorden de baby groepen lager dan de peutergroepen maar niet lager dan de verticale groepen. Op de schalen respect voor autonomie, verbale communicatie, ontwikkelingsstimulering en faciliteren van positieve interacties scoorden de babygroepen lager dan zowel de peutergroepen als de verticale groepen.
Ondanks de verschillen tussen de babygroepen en de verticale groepen, kan er niet geconcludeerd worden dat baby’s beter af zijn in verticale groepen. De vraag welke type groep beter is voor baby’s kan niet worden beantwoord door deze studie. Het observatie instrument dat werd gebruikt om interacties te beoordelen is gemaakt om interacties in de groep in het algemeen te beoordelen en is niet bedoeld om te kijken naar de kwaliteit voor individuele kinderen. Dus het kan zijn dat de hogere scores in de verticale groepen komen door interacties met oudere kinderen. Om te weten in welke soort groep baby’s beter af zijn, moet er specifieker gekeken worden naar deze jonge kinderen.
Helmerhorst, K.O.W., Riksen-Walraven, J.M.A., Gevers Deynoot-Schaub, M.J.J.M., Tavecchio, L.W.C. & Fukkink, R.G. (2015). Child care quality in The Netherlands over the years: A closer look, Early Education and Development, 26(1), 89-105. https://doi.org/10.1080/10409289.2014.948784