Onderzoek laat zien dat de klimaatverandering een negatieve invloed heeft op het mentaal welzijn van kinderen en jongeren. Uit literatuur blijkt dat het voor het verbeteren van dat welzijn niet voldoende is om hen te informeren over wat er aan de hand is en hen aan te zetten tot actie. Cruciaal is dat kinderen en jongeren een hoopvolle toekomst kunnen zien. Dat brengt voor opvoeders de verantwoordelijkheid mee om die hoopvolle toekomst te creëren. Naast woorden vraagt dat ook om duurzaam gedrag van ouders en andere opvoeders, bijvoorbeeld in de kinderopvang en de school, maar ook gezamenlijk in de buurt, de samenleving en de politiek. Participatie van kinderen en jongeren is daarbij essentieel omdat zij volwassenen kunnen helpen met het ontwikkelen van duurzaam gedrag en daarmee een hoopvolle toekomst.
In het essay worden op basis van een verkennende literatuurstudie twee vragen beantwoord:
(1) Wat betekent klimaatverandering voor het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren? (2) Hoe kunnen opvoeders hen een kansrijk toekomstperspectief bieden?
Uit onderzoek blijkt dat ruim driekwart van de kinderen en jongeren zich zorgen maakt over klimaatverandering. Dat uit zich onder meer in angst en verdriet, een verlies aan vertrouwen in overheden en bedrijfsleven, en het gevoel in de steek te worden gelaten. Bij ruwweg een kwart van de kinderen en jongeren verstoren deze gevoelens hun dagelijks leven of hun nachtrust. Het overgrote deel van de kinderen en jongeren blijkt er veerkrachtig mee om te kunnen gaan. Factoren die waarschijnlijk beschermend werken, zijn sociale cohesie en een goede ouder-kindrelatie. Al bestaande psychische problemen vormen mogelijk een risicofactor.
Over het algemeen zijn er drie strategieën die kinderen gebruiken om met hun zorgen om te gaan: (1) ze zijn probleemgericht en ondernemen actie om problemen op te lossen; (2) ze bagatelliseren het probleem of laten het voor wat het is; (3) ze zoeken naar een hoopvol toekomstperspectief.
Een gezonde manier om met het vraagstuk van klimaatverandering om te gaan blijkt een combinatie te zijn van bovenstaande strategieën: actiegerichtheid, er soms niet mee bezig hoeven zijn en gericht zijn op het creëren van hoop. Daarbij is het belangrijk dat volwassenen ook actie ondernemen en hoop op een betere toekomst geven. Kinderen en jongeren blijken op hun beurt volwassenen tot actie aan te kunnen zetten door alles wat ze leren op school en op internet. In die zin is het echt een kwestie van samen optrekken. Hoop blijkt een belangrijk begrip in de pedagogiek rond klimaatverandering.
Al met al ligt het handelingsperspectief van opvoeders vooral op drie terreinen: (1) kinderen en jongeren op het spoor zetten van een mix van actie ondernemen, ontspannen en een hoopvol toekomstperspectief zoeken; (2) samen optrekken met kinderen en jongeren in het leren duurzamer te leven en zich open te stellen voor ieders kennis en ideeën op dit vlak; (3) als opvoeder bijdragen aan sterke relaties in het sociale netwerk en aan de samenleving als vangnet.
Ook opvoeders in andere domeinen dan het gezin hebben in dit geheel een specifieke verantwoordelijkheid. Zo leert onderzoek dat wanneer kinderen bijvoorbeeld in de kinderopvang en het jeugdwerk vroeg kennismaken met de natuur, de kans groter is dat zij zich daar later ook meer mee bezighouden. Maar onderzoek laat ook zien dat een focus op kennisoverdracht in het onderwijs over het klimaatprobleem het mentaal welzijn van kinderen kan schaden. Daarom is het zaak dat ook het onderwijs bijdraagt aan de drie hiervoor genoemde terreinen. En omdat we weten dat kinderen en jongeren hun ouders beïnvloeden, versterken opvoeders in andere domeinen langs deze weg ook de opvoeding thuis.
Yperen, T. (2022). Opvoeden in een opwarmend klimaat. Utrecht: NJI.