WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: | Publicatiedatum: 2020

Kern

Een training voor pedagogisch medewerkers die zich richt op het bevorderen van interacties tussen kinderen verbeterde het prosociaal gedrag van kinderen tijdens ‘doen alsof’-spel in een kleine groep. In de training leerden pedagogisch medewerkers groepjes spelende kinderen te observeren en suggesties te doen die onderlinge interacties vergemakkelijken. Strategieën waren onder meer: het manipuleren van de omgeving om groepjes spelende kinderen mogelijk te maken; conversaties van henzelf (de pedagogisch medewerker) naar kinderen te leiden; rollen voor kinderen voor te stellen en interacties te modelleren en vervolgens de deelname van zichzelf te verminderen.

Een belangrijke opdracht voor pedagogisch medewerkers is om positieve interacties tussen kinderen te vergroten en tegelijkertijd de aanwezigheid van onaangepast agressief gedrag te verminderen. Het trainen van pedagogisch medewerkers om strategieën te gebruiken die positieve interacties tussen kinderen bevorderen en storend gedrag verminderen, kan bijdragen aan prettige transitiemomenten gedurende de dag en kan een positieve omgeving creëren voor zowel de kinderen als de pedagogisch medewerkers.

Fysieke en verbale agressie bereikt een piek op de leeftijd van 3 jaar en neemt doorgaans af op de leeftijd van 5 jaar, omdat jonge kinderen meer vaardigheden verwerven in taalontwikkeling, perspectief nemen en emotionele regulering, die helpen om agressie onder controle te houden. Gezien deze vroege start en het verband tussen agressie en latere sociaal-emotionele problemen, zijn pedagogisch medewerkers die werken met jonge kinderen op de juiste plek om kinderen te leren gebruik te maken van alternatieve, prosociale strategieën tijdens interacties met leeftijdsgenoten. Het gebruik van prosociaal gedrag door kinderen met hun leeftijdsgenoten dient om hun sociale status binnen de groep te verbeteren, en dit kan op zijn beurt een beschermende factor zijn tegen toekomstige afwijzing door leeftijdsgenoten.

In dit onderzoek kreeg een groep pedagogisch medewerkers (de experimentele groep) de training “Fostering Peer Interaction in Early Childhood Settings” (stimuleren van interacties tussen kinderen in de kinderopvang). De training is ontworpen om pedagogisch medewerkers van jonge kinderen te leren hoe ze verbale strategieën kunnen gebruiken om positieve interacties tussen kinderen te ondersteunen. Een andere groep pedagogisch medewerkers (de controlegroep) kreeg een pedagogisch medewerker-kind interactietraining. Na de training gebruikten de pedagogisch medewerkers uit de experimentele groep meer uitingen die de communicatie tussen kinderen bevorderden (bijv. "J., vertel A. eens waar jouw auto naar toe gaat") en nodigden kinderen uit om samen te communiceren (bijv. "S., help M. maar met de baby's in slaap te brengen") dan pedagogisch medewerkers in de controlegroep. Kinderen in de experimentele groep toonden meer interacties met leeftijdsgenoten en namen vaker deel aan uitgebreide interacties (heen-en-weer gesprekken) dan kinderen in de controlegroep.

De pedagogisch medewerkers werden geobserveerd in hun interacties met kleine groepjes van 4 kinderen. Onderzoek toont namelijk aan dat het gebruik van taal door pedagogisch medewerkers nadelig wordt beïnvloed door grotere groepsgroottes en dat jonge kinderen interactiever waren in kleine dan in grote groepen.

De training leerde pedagogisch medewerkers groepjes spelende kinderen te observeren en suggesties te doen die onderlinge interacties vergemakkelijken. Strategieën waren onder meer:

  • het manipuleren van de omgeving om groepjes spelende kinderen mogelijk te maken, 
  • conversaties van henzelf (de pedagogisch medewerker) naar kinderen te leiden (“het woord geven aan”), 
  • rollen voor kinderen voor te stellen en 
  • interacties te modelleren en vervolgens de deelname van zichzelf te verminderen.

De training bevatte informatie over de ontwikkeling van interactie met leeftijdsgenoten bij jonge kinderen, hoe geschikte activiteiten kunnen worden geselecteerd om interacties tussen kinderen te stimuleren en hoe interacties kunnen worden gestart door middel van verbale ondersteuning. Verbale ondersteuning omvatte: 

(a) directe interventie bij kinderen (bijv. Een specifieke suggestie doen, een kind ertoe aanzetten om met een leeftijdsgenoot te praten, leeftijdsgenoten uitnodigen om samen te spelen) en 

(b) indirecte interventie bij kinderen (bijv. Kinderen attenderen op gemeenschappelijke interesses) en het prijzen van interacties tussen kinderen (bijv. 'Goed gedeeld').

Concluderend, de bevindingen ondersteunen de effectiviteit van deze training bij het verhogen van de frequentie van prosociaal gedrag van kinderen tijdens interacties in kleine groepen.