WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Algemeen | Publicatiedatum: 2023

Kern

In dit Nederlandse onderzoek werd onderzocht of er een relatie is tussen de aanwezigheid van spelmateriaal dat beweging uitlokt en bewegingsactiviteiten van jonge kinderen. Het onderzoek vond plaats in 9 Nederlandse kinderdagverblijven. Kinderen van twee en drie jaar oud werden geobserveerd tijdens binnen- en buitenactiviteiten. Hier bespreken we alleen het onderzoek naar de binnenruimte. Kinderen bleken binnen significant meer lichamelijk actief als er materialen waren om te balanceren, glijden, springen of speelgoed om te duwen of trekken. Hoe groter de binnenruimte was, des te meer bewegingsactiviteiten er plaatsvonden.

Overgewicht komt steeds vaker al op jonge leeftijd voor en kan leiden tot gezondheidsrisico’s. Om overgewicht te voorkomen is naast gezonde voeding, het stimuleren van beweging belangrijk. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat er een relatie is tussen de mate waarin jonge kinderen fysiek actief zijn en het kinderdagverblijf of voorschool die ze bezoeken. Met andere woorden: op de ene locatie bewegen kinderen meer dan op de andere locatie. Die onderzoeken maakten niet duidelijk welke rol de ruimtelijke omgeving daarin precies speelt. Daarom is in dit onderzoek nagegaan of er specifieke ruimtelijke aspecten zijn die samenhangen met het bewegen van jonge kinderen. Zowel de binnen- als de buitenruimte werden onderzocht. In deze samenvatting worden de uitkomsten voor de binnenruimte beschreven. In totaal zijn 175 kinderen van twee en drie jaar oud in het onderzoek betrokken.
Bij de start van het onderzoek werd eerst de ruimte in kaart gebracht. Daarbij werd gekeken naar de beschikbaarheid van losse en vaste materialen zoals ballen, duwkarretjes, glijbanen, zandbakken en driewielers. Ook werd de hoeveelheid ruimte beoordeeld, op een schaal van 0 (geen ruimte) tot 10 ( heel veel ruimte). Vervolgens werden alle kinderen op twee verschillende dagen gedurende vier korte episodes geobserveerd. Daarbij werd per episode van 15 seconden de mate van fysieke activiteit van een kind gescoord. Dit varieerde van 1 (niet actief: stilzittend) tot 5 (zeer actief). De mate van fysieke activiteit werd vervolgens gerelateerd aan de beschikbaarheid van de spelmaterialen in het kinderdagverblijf. Voor wat betreft de binnenruimte bleek het volgende:

  • Kinderen waren meer in beweging, dat wil zeggen fysiek actief, wanneer er meer ruimte beschikbaar was om te spelen (hoeveel ruimte beschikbaar was wordt niet genoemd).
  • Als er binnen driewielertjes of andere materialen om op te rijden waren, had dit een negatieve invloed op de mate waarin kinderen fysiek actief waren: kinderen zaten er vooral op zonder te bewegen. Volgens de onderzoeker komt dit mogelijk omdat er binnen strengere regels gelden om rond te rijden en de ruimte binnen beperkter is dan buiten.
  • Als er binnen (losse of vaste) glijbaantjes, trek- en duwkarretjes, materialen om op- en af te springen of te balanceren aanwezig waren, bleken kinderen duidelijk meer fysiek actief dan wanneer deze elementen ontbraken.

De conclusie van het onderzoek luidt dat kinderopvangorganisaties die het actief bewegen van kinderen willen bevorderen, dat kunnen doen door de ruimte daarop in te richten. Dit kan door gericht die elementen aan te brengen die de fysieke activiteit van kinderen blijken te stimuleren. Driewielertjes en andere materialen om op te rijden kunnen beter buiten gebruikt worden.

Gubbels, J. S., Van Kann, D. H., & Jansen, M. W. (2012). Play equipment, physical activity opportunities, and children's activity levels at childcare. Journal of environmental and public health, 2012.