In hoeverre kunnen kinderen beter leren als zij in een sociale groep een gedeelde leertaak en doel krijgen? Dit onderzoek combineert drie experimenten waarmee de onderzoekers die vraag proberen te beantwoorden. Het onderzoek gaat er vanuit dat als kinderen denken dat ze bij een sociale groep horen die een specifieke leertaak heeft, ze een betere motivatie hebben voor die taak en ook beter leren van die taak.
Voordat zij dit onderzoek uitvoeren, bespreken de auteurs eerdere onderzoeken die laten zien dat kinderen en volwassenen zich beter voelen als zij ervaren dat ze bij een groep horen. Bovendien blijkt dat als kinderen zich thuis voelen op school, zogeheten school belongingness, ze meer gemotiveerd zijn en beter presteren op school. Het huidige onderzoek gaat specifieker kijken naar het effect van alleen het toegewezen krijgen van een groepsidentiteit op motivatie en leren. Is het al voldoende als je alleen het gevoel hebt dat je bij een groep hoort? In drie experimenten worden vier- en vijf- jarige kinderen individueel getest.
1. In het eerste experiment met 55 kinderen, krijgt één derde vooraf te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Blauwe groep met een gedeelde identiteit, bijvoorbeeld “de Blauwe groep is goed in puzzelen”. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Ze kiezen een blauw t-shirt en zitten aan een blauwe tafel. Eén derde van de kinderen krijgt van te voren individueel te horen dat ze een ‘puzzelkind’ zijn en dat ze nummer 3 zijn. Op een tafel liggen witte t-shirts bij de nummers 1, 2, 3, en 4. Ze kiezen allemaal nummer 3 en pakken het t-shirt. Eén derde van de kinderen dient als controlegroep en krijgt alleen te horen dat ze een puzzel mogen maken. Vervolgens krijgen alle kinderen aan tafel een moeilijke puzzel die ze mogen maken. De kinderen die hadden gehoord dat ze bij de blauwe groep hoorden, bleven significant langer puzzelen dan de kinderen die individueel gehoord hadden dat ze ‘puzzelkinderen’ waren en dan de controlegroep.
Hoewel dit demonstreert dat kinderen die bij een groep worden ingedeeld meer motivatie en prestatie laten zien, is het nog onduidelijk of alleen bij een groep horen voldoende is, of dat het positieve effect vooral komt door de gedeelde identiteit als groep. Daarom hebben de onderzoekers een tweede experiment uitgevoerd.
2. In het tweede experiment deden 39 kinderen mee. De helft van de kinderen krijgt vooraf te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Blauwe groep met een gedeelde identiteit, bijvoorbeeld “de Blauwe groep is goed in puzzelen”, net als in experiment 1. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Deze kinderen kiezen een blauw t-shirt en zitten aan een blauwe tafel. De andere helft van de kinderen krijgt van te voren ook te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Groene groep, maar krijgt geen gedeelde identiteit. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Ze kiezen een groen t-shirt en zitten aan een groene tafel. Alle kinderen krijgen aan tafel een moeilijke puzzel om te maken. Ook in dit experiment hielden de kinderen die hadden gehoord dat ze bij de blauwe groep hoorden, het puzzelen langer vol dan de kinderen die hadden gehoord dat ze bij de groene groep hoorden, maar geen gedeelde identiteit hadden in de groep. Alleen bij een groep horen lijkt dus niet voldoende, pas als kinderen in een groep een identiteit delen die past bij de opgegeven taak (zoals “wij zijn goed in puzzelen”), laten kinderen meer motivatie en prestatie zien. Terwijl dit tweede experiment duidelijk laat zien dat een groepsidentiteit belangrijk is voor de motivatie van kinderen in een taak, is het nog niet helder of dit ook geldt voor andere leertaken, zoals woorden leren.
3. In het derde experiment werd hetzelfde experiment uitgevoerd als bij het eerste experiment, maar dan toegepast op het leren van nieuwe woorden. De kinderen die werden verteld dat ze bij de blauwe groep hoorden, kregen ook te horen dat de blauwe groep goed was in het leren van nieuwe woorden. Een ander deel van de kinderen kreeg individueel te horen dat ze goed zijn in het leren van nieuwe woorden (een individuele identiteit). De kinderen die een groepsidentiteit hadden gekregen en hadden gehoord dat deze groep goed is in woorden leren, hadden meer woorden goed onthouden dan de kinderen die een individuele identiteit hadden gekregen. Uit dit derde experiment blijkt dat dus ook bij een leertaak, zoals het leren van nieuwe woorden, het leren verbetert als kinderen het gevoel van een gezamenlijke groepsidentiteit hebben die gerelateerd is aan de taak.
De onderzoekers concluderen dat dit onderzoek het belang laat zien van een groepsidentiteit voor de motivatie (het langer volhouden van de taak) en het leren van jonge kinderen. De groepsidentiteit zorgt ervoor dat kinderen langer betrokken blijven bij een activiteit en er meer van leren. Deze conclusie suggereert dat het belangrijk is voor kinderen in onderwijs en kinderopvang om mogelijkheden te krijgen om een groepsgevoel en groepsidentiteit op te bouwen.
Voordat zij dit onderzoek uitvoeren, bespreken de auteurs eerdere onderzoeken die laten zien dat kinderen en volwassenen zich beter voelen als zij ervaren dat ze bij een groep horen. Bovendien blijkt dat als kinderen zich thuis voelen op school, zogeheten school belongingness, ze meer gemotiveerd zijn en beter presteren op school. Het huidige onderzoek gaat specifieker kijken naar het effect van alleen het toegewezen krijgen van een groepsidentiteit op motivatie en leren. Is het al voldoende als je alleen het gevoel hebt dat je bij een groep hoort? In drie experimenten worden vier- en vijf- jarige kinderen individueel getest.
1. In het eerste experiment met 55 kinderen, krijgt één derde vooraf te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Blauwe groep met een gedeelde identiteit, bijvoorbeeld “de Blauwe groep is goed in puzzelen”. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Ze kiezen een blauw t-shirt en zitten aan een blauwe tafel. Eén derde van de kinderen krijgt van te voren individueel te horen dat ze een ‘puzzelkind’ zijn en dat ze nummer 3 zijn. Op een tafel liggen witte t-shirts bij de nummers 1, 2, 3, en 4. Ze kiezen allemaal nummer 3 en pakken het t-shirt. Eén derde van de kinderen dient als controlegroep en krijgt alleen te horen dat ze een puzzel mogen maken. Vervolgens krijgen alle kinderen aan tafel een moeilijke puzzel die ze mogen maken. De kinderen die hadden gehoord dat ze bij de blauwe groep hoorden, bleven significant langer puzzelen dan de kinderen die individueel gehoord hadden dat ze ‘puzzelkinderen’ waren en dan de controlegroep.
Hoewel dit demonstreert dat kinderen die bij een groep worden ingedeeld meer motivatie en prestatie laten zien, is het nog onduidelijk of alleen bij een groep horen voldoende is, of dat het positieve effect vooral komt door de gedeelde identiteit als groep. Daarom hebben de onderzoekers een tweede experiment uitgevoerd.
2. In het tweede experiment deden 39 kinderen mee. De helft van de kinderen krijgt vooraf te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Blauwe groep met een gedeelde identiteit, bijvoorbeeld “de Blauwe groep is goed in puzzelen”, net als in experiment 1. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Deze kinderen kiezen een blauw t-shirt en zitten aan een blauwe tafel. De andere helft van de kinderen krijgt van te voren ook te horen dat ze bij een groepje horen, bijvoorbeeld de Groene groep, maar krijgt geen gedeelde identiteit. Op een tafel liggen blauwe en groene t-shirts. Ze kiezen een groen t-shirt en zitten aan een groene tafel. Alle kinderen krijgen aan tafel een moeilijke puzzel om te maken. Ook in dit experiment hielden de kinderen die hadden gehoord dat ze bij de blauwe groep hoorden, het puzzelen langer vol dan de kinderen die hadden gehoord dat ze bij de groene groep hoorden, maar geen gedeelde identiteit hadden in de groep. Alleen bij een groep horen lijkt dus niet voldoende, pas als kinderen in een groep een identiteit delen die past bij de opgegeven taak (zoals “wij zijn goed in puzzelen”), laten kinderen meer motivatie en prestatie zien. Terwijl dit tweede experiment duidelijk laat zien dat een groepsidentiteit belangrijk is voor de motivatie van kinderen in een taak, is het nog niet helder of dit ook geldt voor andere leertaken, zoals woorden leren.
3. In het derde experiment werd hetzelfde experiment uitgevoerd als bij het eerste experiment, maar dan toegepast op het leren van nieuwe woorden. De kinderen die werden verteld dat ze bij de blauwe groep hoorden, kregen ook te horen dat de blauwe groep goed was in het leren van nieuwe woorden. Een ander deel van de kinderen kreeg individueel te horen dat ze goed zijn in het leren van nieuwe woorden (een individuele identiteit). De kinderen die een groepsidentiteit hadden gekregen en hadden gehoord dat deze groep goed is in woorden leren, hadden meer woorden goed onthouden dan de kinderen die een individuele identiteit hadden gekregen. Uit dit derde experiment blijkt dat dus ook bij een leertaak, zoals het leren van nieuwe woorden, het leren verbetert als kinderen het gevoel van een gezamenlijke groepsidentiteit hebben die gerelateerd is aan de taak.
De onderzoekers concluderen dat dit onderzoek het belang laat zien van een groepsidentiteit voor de motivatie (het langer volhouden van de taak) en het leren van jonge kinderen. De groepsidentiteit zorgt ervoor dat kinderen langer betrokken blijven bij een activiteit en er meer van leren. Deze conclusie suggereert dat het belangrijk is voor kinderen in onderwijs en kinderopvang om mogelijkheden te krijgen om een groepsgevoel en groepsidentiteit op te bouwen.
Master, A., & Walton, G. M. (2013). Minimal groups increase young children's motivation and learning on group‐relevant tasks. Child Development, 84(2), 737-751. Doi: 10.1111/j.1467-8624.2012.01867.x