Het onderzoek volgde 32 Nederlandse baby’s met een gemiddelde leeftijd van 11,6 weken tijdens de overgang van thuis naar het kinderdagverblijf. Cortisolmetingen werden uitgevoerd door speekselmonsters af te nemen: thuis vóór de start, thuis ná de start en op het kinderdagverblijf, zowel tijdens de mid-ochtend als mid-middag.
Op groepsniveau daalden de cortisolwaarden significant van mid-ochtend naar mid-middag, zowel thuis als in de kinderopvang. Deze daling komt overeen met de normale daling van cortisol over de dag. Vergelijking van de cortisolwaarden thuis vóór en ná de start liet zien dat zowel ochtend- als middagwaarden thuis significant hoger waren vóór de start op het kinderdagverblijf. Verder lieten de resultaten zien dat cortisolwaarden iets hoger waren op de opvang vergeleken met thuis, maar dit effect was niet significant.
Daarnaast werden er ook individuele verschillen gevonden. Ongeveer 33% van de baby’s liet thuis na de start juist een stijging in cortisolwaarden zien gedurende de dag, en 44% op de opvang. Een stijgend cortisolpatroon in de opvang hing samen met hogere verlatingsangst van de moeder, lagere sensitiviteit van de moeder en lagere negatieve emotionaliteit (= kenmerk van temperament) van het kind, al waren deze verbanden niet significant. Sensitiviteit van de pedagogisch professional, het aantal opvangdagen en de leeftijd van het kind waren niet gerelateerd aan cortisolwaarden.
Door COVID-19 werd de dataverzameling voortijdig gestopt, waardoor de steekproef klein bleef en interpretatie voorzichtig moet zijn. Grotere onderzoeken zijn nodig om stevigere conclusies te kunnen trekken en om de ervaringen van baby’s tijdens de overgang naar de kinderopvang beter in beeld te brengen.
