Het is bekend dat bewegen meerdere gezondheidsvoordelen biedt aan kinderen en adolescenten. Echter bewegen kinderen en adolescenten steeds minder. In Nederland voldoet slechts 39% van de adolescenten (12 t/m 17 jaar) aan de beweegrichtlijnen. Voor kinderen van 4 t/m 11 jaar ligt dit percentage iets hoger, op 60%. Voor het opstellen van beweegrichtlijnen is het belangrijk om al het wetenschappelijke bewijs rondom bewegen te evalueren om te bepalen hoeveel bewegen aangeraden moet worden.
Doel en methoden onderzoek
Het doel van dit onderzoek is het samenvatten van het wetenschappelijk bewijs over de verbanden tussen bewegen (fysieke activiteit), zitgedrag en gezondheid gerelateerde uitkomsten voor kinderen en adolescenten van 5 tot 17 jaar. Op basis van deze uitkomsten zijn de WHO-richtlijnen over bewegen en zitgedrag uit 2020 opgesteld. Om dit doel te bereiken werden recent gepubliceerde systematisch reviews geïdentificeerd en beoordeeld middels het Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation (GRADE)-raamwerk.
Hoeveel moeten kinderen bewegen?
In totaal werden 21 systematische reviews meegenomen in het onderzoek. Op basis van het gevonden wetenschappelijk bewijs bleek dat grotere hoeveelheden en hogere intensiteiten van bewegen en verschillende soorten bewegen (dat wil zeggen aerobe en spier- en botversterkende activiteiten) geassocieerd worden met verbeterde gezondheidsresultaten. Positieve effecten van bewegen werden gevonden voor: verbeterde fysieke conditie (cardiorespiratoire en musculaire conditie), cardiometabole gezondheid (bloeddruk, dyslipidemie, glucose en insulineresistentie), botgezondheid, cognitieve resultaten (schoolprestaties, executieve functies), mentale gezondheid (verminderde symptomen van depressie) en verminderd overgewicht. Ook bleek er voldoende bewijs om aanbevelingen te doen rondom het zitgedrag, een nieuwe toevoeging ten opzichte van de WHO-richtlijnen van 2010. Dit is echter niet meegenomen in de 2020 richtlijnen. Op basis van de huidige literatuur was het niet mogelijk om uitspraken te doen over dosis-responsrelaties: het uitdrukken van gezondheidswinst in aantal minuten bewegen.
Voor kinderen en adolescenten geldt dat zij kunnen bewegen als onderdeel van recreatie en vrije tijd (spel, spelletjes, sport of geplande oefeningen), lichamelijke opvoeding, vervoer (fietsen, wandelen) of huishoudelijke taken. Dit vindt plaats binnen onderwijs, thuisomgeving en gemeenschap.
Het wordt aanbevolen dat:
- Kinderen en adolescenten ten minste gemiddeld 60 minuten per dag matig-tot-intensief bewegen gedurende de week.
- Ten minste 3 dagen per week intensief bewegen (duurvermogen) én activiteiten om spieren en botten versterken
Praktische aanbevelingen:
- Een beetje bewegen is beter dan helemaal niet bewegen.
- Als kinderen en adolescenten niet voldoen aan de richtlijnen, zal ieder beetje bewegen hun gezondheid ten goede komen.
- Kinderen en adolescenten moeten beginnen met kleine hoeveelheden van bewegen en de frequentie, intensiteit en duur opbouwen.
- Het is belangrijk dat alle kinderen en adolescenten veilige en gelijke kansen en aanmoediging krijgen om te kunnen bewegen op een leuke, plezierige manier die variatie biedt en geschikt is voor hun leeftijd en vaardigheden.