WETENSCHAPPELIJKE BRON
Onderwerp: Spel en spelbegeleiding | Publicatiedatum: 2024

Kern

De auteurs van dit artikel bekritiseren de tegenstelling tussen spelen en leren die ze in de westerse wereld tegenkomen in praktijk en beleid van early childhood education. ‘Leren’ wordt vaak gezien als het resultaat van formeel (schools) leren, verbonden aan de werkelijkheid, en spelen als vrije tijd, verbonden aan verbeelding. De auteurs pleiten er echter voor om spelen en exploreren (ontdekken) te zien als leren in een holistische betekenis van het woord, en om het strikte onderscheid tussen werkelijkheid en verbeelding los te laten. Ze bouwen daarbij voort op theorieën van Vygotsky, die stelt dat verbeelding en realistisch denken beiden van belang zijn voor spel. De auteurs gaan dieper in op de relatie tussen ‘spelen’ en ‘exploreren’. Ze illustreren hun pleidooi om spelen te zien als leren aan de hand van een concreet voorbeeld uit kwalitatief (etnografisch) onderzoek naar Zweedse kleutergroepen die werken volgens de benadering van Reggio Emilia.

Spelen-om-te-leren

In dit artikel bekritiseren de Zweedse auteurs de tegenstelling die vaak gemaakt wordt tussen spelen en leren in de context van Early childhood education in zowel onderzoek als praktijk. Die tegenstelling komt voort uit een smalle opvatting van leren als ‘cognitieve ontwikkeling’, waarbij leren het resultaat zou zijn van instructie en schoolse activiteiten. Spel wordt dan gezien als een vrijetijdsactiviteit buiten het formele lesgeven.

Een andere misvatting volgens de auteurs is dat spelen vaak gekoppeld wordt aan ‘verbeelding’ en leren aan ‘realiteit’ of de ‘echte’ wereld. Veel wetenschappers beschrijven spel als een brug tussen verbeelding en realiteit. Ze zien de rol van de volwassene in het spel vooral als het grijpen van kansen om kinderen iets te leren en de link te leggen naar de realiteit. Het spel wordt dan benut om kinderen voor te bereiden op het ‘echte’ (formele) leren. Ze noemen deze benadering spelen-om-te-leren.


Spelen-als-leren

De auteurs stellen een alternatieve benadering van spel en leren, namelijk 'spel-als-leren'. Ze vatten daarbij ‘leren’ veel breder op, als holistische ontwikkeling, waaronder ook de cognitieve ontwikkeling. Ze stellen dat het onderscheid tussen verbeelding en realiteit niet helpend is om spel en leren te begrijpen. Ze bouwen hierbij voort op theorie van De Russische psycholoog Vygotsky.
Vygotsky benadrukte dat verbeelding en realistisch denken geen onafhankelijke ontwikkelingsprocessen zijn, maar geïntegreerde processen. Ze zijn beide van belang in spel. Volgens Vygotsky is spel niet alleen een reproductie van ervaringen uit de realiteit, maar een creatieve verwerking daarvan, waarbij kinderen nieuwe, denkbeeldige werelden construeren die aansluiten bij hun behoeften en verlangens. Ervaring van de 'echte wereld' maakt creativiteit of verbeelding en het creëren van mogelijke of verbeelde werelden mogelijk.


Spelen en exploreren

De auteurs maken vervolgens een onderscheid tussen spelen en exploreren (het verkennen van de wereld), gedragingen die jonge kinderen laten zien vanuit intrinsieke motivatie. Onder ‘exploreren’ verstaan ze een soort onderzoek dat spontaan wordt uitgevoerd door kinderen en waarin kinderen en volwassenen samenwerken. Hierbij staan onderzoek, experiment, reflectie, theorievorming, esthetische voorstellingen en expressie centraal. Het verschil tussen exploratie en spel kan samengevat worden als enerzijds Wat doet dit object? En anderzijds Wat kan ik met dit object doen? Ze spreken dan ook van het spelend-explorerend kind.

In het spelen is verbeelding en realiteit met elkaar verweven doordat kinderen betekenis toekennen aan objecten en handelingen. In het exploreren is verbeelding en realiteit ook met elkaar verweven, doordat de objecten en acties kinderen aanzetten tot het formuleren van eigen hypothesen, wat ook een vorm van verbeelding is. De auteurs zien leren als aspect of resultaat van deze beide processen. Ze zien dit, in tegenstelling tot formeel leren, als de belangrijkste drijfveer voor ontwikkelingsveranderingen bij jonge kinderen. De auteurs pleiten daarom voor een het combineren van een spel- en exploratiepedagogie, die de zelf geïnitieerde activiteiten van kinderen respecteert. Kinderen worden daarin gezien als cultuur- en kennisvormers die theorieën en hypotheses ontwikkelen die gezamenlijk onderzocht kunnen worden.
De auteurs laten aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk van peuters zien dat spelen en exploreren hand in hand kunnen gaan, als de professionals goed aansluiten bij de belangstelling van de kinderen. De kinderen hebben tijdens een wandeling een vliegende eend gezien, en raken geïnteresseerd in de vraag hoe ze zelf kunnen vliegen. De professionals laten een filmpje zien over een luchtballon, waarna de kinderen meerdere hypothesen en experimenten bedenken om zelf te vliegen, onder andere met ballonnen. En bijzonder moment vindt plaats wanneer een paar kinderen de ballonvaart spelen. Ze staan op een doos en de andere kinderen staan erom heen en letten op of de kinderen omhoog gaan. Een jongen beweert dat de kinderen een beetje omhoog gegaan zijn. De professionals maken in hun reactie geen onderscheid tussen verbeelding en de realiteit. Ze beschouwen het leren van kinderen als een manier van de kinderen om de wereld te begrijpen door te verkennen, te experimenteren, te theoretiseren én te spelen; als een samenspel tussen verbeelding en realistisch denken. Het leren is het resultaat van de betekenisgevende processen in het spelen en exploreren en dat leidt tot menselijke ontwikkeling.

Pleidooi voor een breder begrip van leren

De auteurs bepleiten dat het belangrijk is om een breder begrip van leren te omarmen, waarbij spel en exploratie worden gezien als intrinsieke aspecten van een leerproces. Van daaruit gezien leidt het bevorderen van spel en exploratie tot waardevolle pedagogische praktijken. Er is meer onderzoek nodig om duidelijk te krijgen hoe dit vorm kan krijgen in de praktijk, zodat recht gedaan wordt aan de natuurlijke nieuwsgierigheid en creativiteit van kinderen.