Het onderzoek dat in dit artikel beschreven wordt, is uitgevoerd in Zwitserland, waar kinderen vaak 2 à 3 dagen per week worden opgevangen in groepen van gemiddeld 12 kinderen met een brede leeftijdsrange (0 tot 5 jaar oud). Door het parttime gebruik van kinderenopvang wisselt, net als in Nederland, de exacte leeftijdssamenstelling van dag tot dag. Dit stelt de professionele opvoeders voor de uitdaging om de zorg die zij bieden telkens opnieuw af te stemmen op de behoeftes en interesses van kinderen van verschillende leeftijden. Vanwege deze uitdagingen werd door de auteurs verondersteld dat de grootte van de leeftijdsrange binnen een groep negatief zou samenhangen met de kwaliteit van de interacties van professionele opvoeders en kinderen op groepsniveau.
De ‘situationele’ leeftijdsrange binnen de groep en kwaliteit van de interacties werden geobserveerd tijdens 4 ochtenden. De kwaliteit van de interacties werd op groepsniveau gemeten met de ‘Classroom Assessment Scoring System’ voor peuters (CLASS Toddler). De steekproef bestond uit 54 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 3.5 jaar (SD = 0.5, range onbekend). Er is geen informatie bekend over de professionele opvoeders die voor de kinderen zorgden ten tijde van de observaties. Tijdens iedere ochtend werd de kwaliteit 4 tot 6 keer gedurende 15 minuten geobserveerd en er werd voor ieder observatiemoment genoteerd welke kinderen tijdens de observatieperiode aanwezig waren. De situationele leeftijdsrange werd per observatiemoment berekend door het leeftijdsverschil tussen het jongste en oudste kind te berekenen. Gemiddeld was de range 2.58 jaar (SD = 0.86, range = 0 – 4.2 jaar). Daarnaast werd in kaart gebracht hoeveel kinderen op de groep tijdens het observatiemoment jonger dan 18 maanden oud waren (range = 0-4 kinderen).
De resultaten van de multilevel analyse lieten een significant negatief verband zien tussen de situationele leeftijdsrange en de emotionele en educatieve kwaliteit op de groep. Wanneer in de analyses ook het aantal kinderen onder de 18 maanden op de groep werd meegenomen, werden er voor de emotionele kwaliteit marginaal significante (p > .05, < .10), negatieve verbanden gevonden voor zowel de leeftijdsrange als het aantal kinderen onder de 18 maanden. Voor de educatieve kwaliteit bleek de relatie met leeftijdsrange niet meer significant, terwijl het aantal kinderen onder de 18 maanden oud wel een significante voorspeller was. De auteurs concluderen hieruit dat het negatieve effect van een brede leeftijdsrange op de kwaliteit van de interacties verklaard kan worden door het aantal kinderen onder de 18 maanden oud, met name wat betreft de educatieve kwaliteit. Volgens de auteurs zou het kunnen dat de zorg voor baby’s zoveel aanspraak doet op de capaciteit van professionele opvoeders dat de oudere kinderen in de groep daaronder lijden, maar op basis van deze studie zijn daar geen uitspraken over te doen omdat de kwaliteit van interacties op groepsniveau is getoetst.
Het is op basis van deze studie ook niet mogelijk om uitspraken te doen over welk type groep, horizontaal versus verticaal de voorkeur geniet. Daarvoor is een studie met een grotere steekproef nodig die de twee type groepen tegen elkaar af zet zo betogen de auteurs. De studie laat volgens de auteurs zien dat het belangrijk is dat: 1) de kwaliteit van interacties in verticale groepen wordt gemonitord omdat een bredere leeftijdsrange negatieve effecten kan hebben, 2) professionele opvoeders beter worden opgeleid in het werken met kinderen van verschillende leeftijden binnen dezelfde groep, en 3) binnen verticale groepen aandacht besteed wordt aan de interesses en educatieve behoeften van peuters en er tijd wordt gemaakt om activiteiten met hen te ondernemen zonder baby’s en dreumesen.
Diebold, T., & Perren, S. (2020). The impact of childcare-group situational age composition on caregiver-child interactions. European Journal of Developmental Psychology, (17)4, 598-615. DOI: 10.1080/17405629.2019.1699050