Dit onderzoek werd uitgevoerd in plaats van de jaarlijkse kwaliteitsmonitor kinderopvang (LKK, https://www.monitorlkk.nl/), die door de corona-situatie in 2020 en 2021 niet door kon gaan. Belangrijke onderwerpen die in deze studie aan de orde komen zijn: toegangsrecht, ondernemerschap, samenwerking kinderopvang en onderwijs, bestuur, samenwerking van de kinderopvang met andere partijen, en de relatie tussen kenmerken van de organisatie en kwaliteit van de kinderopvang. Het begrip van de kinderopvang als deel van een, wat men noemt, pedagogisch-educatief ecosysteem is uitgediept. De onderzoekers hebben zich gericht op de opvang in kindercentra: kinderdagopvang, peuteropvang en buitenschoolse opvang.
Onderzoeksvragen en -methode
Hoofdvraag: Is het huidige kinderopvangstelsel klaar voor de toekomst of zijn er hervormingen wenselijk?
Met het oog op de toekomst zijn er verschillende keuzes te maken:
1) Op welke wijze is de kinderopvangsector gebaat bij de invoering van een algemeen toegangsrecht? Dus: toegang voor alle kinderen, ongeacht of hun ouders werken, hun sociaaleconomische en culturele achtergrond of bijzondere ondersteuningsbehoeften.
2) In hoeverre is dit een taak voor de overheid?
De analyse is gebaseerd op gesprekken met deskundigen uit de kinderopvang, het onderwijs, ouders, jeugdzorg, gemeenten, ministeries, en wetenschappers. Daarnaast is er literatuuronderzoek gedaan, zijn praktijkbeschrijvingen gemaakt en zijn er secundaire analyses uitgevoerd op bestaande gegevens over de kwaliteit van de kinderopvang.
Bevindingen
1) Er is behoefte aan helderheid over de maatschappelijke doelen van de kinderopvang en het achterliggende waardenkader ervan. Dit is belangrijk bij de hervormingen van het kinderopvangstelsel. Er worden vijf punten genoemd: 1) kinderopvang zou toegankelijk moeten zijn voor alle kinderen; 2) de basiskwaliteit van deze voorzieningen zou voor alle kinderen op een hoog niveau moeten liggen; 3) er zou een gedeeld ‘curriculum’ (leerplan) van kennis, vaardigheden, waarden en normen moeten zijn; 4) er zou ruimte moeten zijn om hiermee samenhangend vorm en inhoud te geven aan cultuur- of levensbeschouwing-specifieke socialisatie; en 5) er zou een compenserend, op de ontwikkelings- en ondersteuningsbehoeften afgestemd aanbod voor kinderen in achterstandssituaties of met speciale (zorg)behoeften moeten komen.
2) De toegankelijkheid van de kinderopvang moet worden vergroot door de invoering van een basisrecht op gratis of inkomensafhankelijk, maar in elk geval betaalbaar gebruik van kinderopvang voor twee dagen (of 8 à 10 uur buitenschoolse opvang) per week. Het financieringsmodel moet transparant en eenvoudig zijn, en geen belemmeringen opwerpen voor deelname door kinderen uit gezinnen met een lager gezinsinkomen, lager opgeleide ouders of anderstalige ouders. Dit vraagt om garanties in het stelsel dat de verschillende vormen van kinderopvang van gelijkwaardige kwaliteit zijn in ontwikkelings- en socialisatieperspectief.
3) De kinderopvang is geen gewone markt. Vraag en aanbod zijn gebaseerd zijn op vertrouwen en professionele verantwoordelijkheid. Ondernemers hebben behoefte aan duidelijke kaders wat betreft de publieke taken waar zij aan moeten bijdragen. Dat betekent ook dat ondernemers maatschappelijk verantwoord zouden moeten ondernemen (maatschappelijke doelen in evenwicht brengen met commerciële doelen).
4) Publiek-private samenwerking is in de praktijk lastig. Bij samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs kan de toegankelijkheid onder druk komen te staan als er geen basistoegangsrecht is of als de kosten voor ouders te hoog zijn. Maar integratie van de kinderopvang in het onderwijs zou ook een verlies kunnen betekenen van de positieve dynamiek van het huidige kinderopvangstelsel. Er is bovendien een risico dat de expertise van de kinderopvang verloren gaat.
5) Sturen op waarden, vertrouwen en professionaliteit: daarom is verdere professionalisering van de kinderopvangmarkt en sociaal-verantwoord ondernemen noodzakelijk. Wet en regelgeving moet eisen stellen aan de bedrijfsvoering, aan waarden-gedreven, sociaal-verantwoord ondernemerschap en de professionele cultuur van de organisatie.
6) Samenwerking en netwerken van verschillende typen organisaties uit de sectoren kinderopvang, onderwijs, jeugdhulp en jeugdzorg, welzijn en kind- en jeugdwerk op lokaal niveau - wijk, gemeente of regio – is wenselijk. Verschillende vormen van samenwerken, elkaar aanvullen, inter-professionaliteit en gelijkwaardigheid van partners zijn belangrijke voorwaarden voor het effectief functioneren van netwerken.
7) Concrete wensen van de ouders: 1) langer zwangerschapsverlof; 2) meer samenwerking tussen kinderopvang en basisschool; 3) meer flexibiliteit en maatwerk; (4) de kinderopvangtoeslag moet eenvoudiger en alle ouders moeten er recht op krijgen
8) Kinderopvangorganisaties met een maatschappelijke missie, betrokkenheid bij de lokale gemeenschap, gerichtheid op professionele ontwikkeling van medewerkers en democratische verhoudingen binnen de organisatie, bieden over de hele linie hogere kwaliteit, zijn meer cultureel-inclusief en hebben een groter bereik onder groepen in maatschappelijke achterstandssituaties. Dit type professionele organisaties verbindt marktdenken en klantgerichtheid, gemeenschapsoriëntatie en professionele waarden op een evenwichtige manier.
Concluderend:
Uiteindelijk komen de onderzoekers met een aantal suggesties voor de toekomst: 1) Bij maatschappelijke vernieuwing kan de relatie overheid-markt het beste bezien worden in een samenwerkingsperspectief. Hierbij past sturen op vertrouwen in de maatschappelijke verantwoordelijkheid en professionaliteit van de sector, maar het vraagt ook om verandering van het ondernemerschap in de kinderopvang naar ondernemerschap dat door maatschappelijke waarden wordt gedreven; 2) Vergroten van de toegankelijkheid van de kinderopvang voor alle kinderen betekent dat er een andere financieringssystematiek zal moeten komen; 3) Met het oog op diversiteit, moet een gevarieerd aanbod recht doen aan verschillende voorkeuren en socialisatiedoelen van de ouders. Tegelijkertijd is het belangrijk gelijkwaardige kwaliteit van het aanbod en een gedeelde kern van waarden, normen en kennis van de wereld te garanderen. Er zou daarom een pedagogisch kerncurriculum nodig kunnen zijn waarin doelen en standaards van emotionele veiligheid en welbevinden, te verwerven persoonlijke en sociale competenties, en over te dragen waarden en normen meer worden gespecificeerd.
Uiteindelijk komen de onderzoekers met een aantal suggesties voor de toekomst: 1) Bij maatschappelijke vernieuwing kan de relatie overheid-markt het beste bezien worden in een samenwerkingsperspectief. Hierbij past sturen op vertrouwen in de maatschappelijke verantwoordelijkheid en professionaliteit van de sector, maar het vraagt ook om verandering van het ondernemerschap in de kinderopvang naar ondernemerschap dat door maatschappelijke waarden wordt gedreven; 2) Vergroten van de toegankelijkheid van de kinderopvang voor alle kinderen betekent dat er een andere financieringssystematiek zal moeten komen; 3) Met het oog op diversiteit, moet een gevarieerd aanbod recht doen aan verschillende voorkeuren en socialisatiedoelen van de ouders. Tegelijkertijd is het belangrijk gelijkwaardige kwaliteit van het aanbod en een gedeelde kern van waarden, normen en kennis van de wereld te garanderen. Er zou daarom een pedagogisch kerncurriculum nodig kunnen zijn waarin doelen en standaards van emotionele veiligheid en welbevinden, te verwerven persoonlijke en sociale competenties, en over te dragen waarden en normen meer worden gespecificeerd.
Leseman, P., Van der Werf, W., Jepma, IJ., Studulski, F., Nelemans, S., & Slot, P. (2021). Toekomst van de kinderopvang in het pedagogisch-educatieve ecosysteem van kinderen en jeugdigen: een verkenning. Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang 2021. Utrecht, The Netherlands: Utrecht University, Sardes.