Praktijkvoorbeelden
Tools
Bronnen
Lees- en luistertips
Activiteiten
Blogs
Berichten
Overige informatie

Wat is eigenlijk pedagogische kwaliteit? Een simpele vraag, maar met antwoorden vanuit verschillende perspectieven en niveaus. In haar werkdefinitie kiest het Expertisecentrum Kinderopvang bewust voor een antwoord op microniveau. Oftewel: de ervaringen van de kinderen op de groep.

De uiteindelijke pedagogische kwaliteit op de groep wordt gevormd door een samenspel van factoren. Bijvoorbeeld op maatschappelijk, organisatie-, groeps-, pedagogisch medewerker- en kindniveau. Ook kun je pedagogische kwaliteit niet loszien van de inhoud van het aanbod. Het is daarom belangrijk om helder te formuleren wat de ‘bedoeling’ is van kinderopvang.

Het uitgangspunt van het Expertisecentrum Kinderopvang: Kinderopvang draagt bij aan de optimale ontwikkeling van kinderen, op een manier die passend is bij de maatschappelijke context.

Voor nu zijn dat diverse maatschappelijke kwesties. Zoals onze veranderende economie. Die vraagt meer van de nieuwsgierigheid, creativiteit, zelfsturing en het samenwerkingsvermogen van haar toekomstige burgers. Maar ook de toenemende diversiteit en hardnekkige kansenongelijkheid in onderwijs en samenleving die al vroeg ontstaat, bijvoorbeeld de laaggeletterdheid.

Het Expertisecentrum Kinderopvang hanteert de volgende werkdefinitie van pedagogische kwaliteit:

De pedagogisch professional zet de omgeving, het programma & activiteitenaanbod, haar interactievaardigheden en haar samenwerking met ouders beredeneerd in met als doel om het welbevinden, de betrokkenheid en de brede ontwikkeling van kinderen te bevorderen.

De pedagogisch professional gaat kindvolgend en systematisch te werk. In het aanbod ligt de nadruk op spel en exploratie, met veel mogelijkheden voor interactie. Daarbij zoekt de pedagogisch professional samenwerking en afstemming met ouders en eventuele andere partijen. Zo wordt een doorgaande lijn in het pedagogisch handelen en de ontwikkeling van het kind gecreëerd. Alle pedagogisch professionals binnen een team hanteren dezelfde pedagogische uitgangspunten en zitten op één lijn in het handelen.

Uitwerking pedagogische kwaliteit

Het doel van kinderopvang is volgens het Expertisecentrum: het stimuleren van de brede ontwikkeling van kinderen. Dit gebeurt in een veilige en gezonde omgeving en in de actuele context. Met het stimuleren van de brede ontwikkeling wordt bedoeld: het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie, socialisatie en het aanbieden van normen en waarden.  

De persoonlijke competentie kan worden gespecificeerd in: veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, zelfregulatie, flexibiliteit en creativiteit. Ook motorische, taal- en cognitieve ontwikkeling zijn er onderdeel van. Breng in het aanbod een balans aan tussen deze ontwikkelingsdomeinen. Zo laat je kinderen ervaringen opdoen met activiteiten, gesprekken, materialen en dergelijke. Samen stimuleren die de verschillende ontwikkelingsdomeinen.

Leg de ontwikkelingsdomeinen en ervaringen die de kinderopvang respectievelijk wil stimuleren en aanbieden, landelijk vast in een document. Dat gebeurt ook al in veel andere Europese landen.

Kinderopvang met een hoge pedagogische kwaliteit draagt bij aan het ‘oplossen’ van grote maatschappelijke kwesties. Denk hierbij aan laaggeletterdheid en het aanleren van ‘nieuwe vaardigheden’. Bijvoorbeeld creativiteit, zelfsturing en het samenwerkingsvermogen van haar toekomstige burgers. En ook speelt de kinderopvang een rol in het omgaan met de toenemende diversiteit en  het tegengaan van de hardnekkige kansenongelijkheid in onderwijs en samenleving die al vroeg ontstaat.

Pedagogische kwaliteit in vier pijlers

Met onderstaande vier pijlers geven pedagogisch professionals vorm aan de pedagogische kwaliteit. We beschrijven hieronder hoe zij hiermee de brede ontwikkeling van kinderen stimuleren.

Pijler 1 - De omgeving: ruimte, inrichting en materialen

De binnen- en buitenruimte, inrichting en materialen dragen bij aan een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Ze bevorderen de brede ontwikkeling van kinderen, onder meer door:

  • de beschikbaarheid van privé-plekken en ‘zachte’ hoeken waarin kinderen zich kunnen terugtrekken;
  • de ruimte zo in te delen dat baby’s en dreumesen de gelegenheid hebben om de pedagogisch professional te zien en te horen;
  • gevarieerde, afgebakende speelhoeken te creëren met voldoende toegankelijke materialen waarin kinderen ongestoord kunnen spelen, in hun eentje of met groepjes kinderen;
  • gevarieerde, leeftijds-/ontwikkelingsadequate, betekenisvolle materialen aan te bieden die passen bij de interesse en belevingswereld van de kinderen en uitnodigen tot spelen, verkennen, ontdekken en experimenteren;
  • in de aankleding van de ruimte verbinding te leggen met elkaar en thuis (bijvoorbeeld door middel van een familiemuur, materialen uit de eigen cultuur, foto’s en ‘werkstukken’ van de kinderen);
  • meubilair en materialen te gebruiken die de zelfstandigheid van de kinderen bevorderen;
  • toepassing van materialen die het geluidsniveau binnen de ruimte reduceren.

Pijler 2 - Het programma en activiteitenaanbod

In de groep heerst een positieve sfeer. Professionals en kinderen gaan op een warme en respectvolle manier met elkaar om en hebben plezier met elkaar.

Met een stabiel (maar indien nodig voor de behoeften van de kinderen ook flexibel gehanteerd) programma zorg je voor herkenbaarheid en voorspelbaarheid. Denk aan een vaste dag- en weekindeling en vaste rituelen. Maar ook een zoveel mogelijk vaste bezetting van pedagogisch professionals en groepsgenootjes. Zo creëer je een gevoel van veiligheid bij de kinderen. 

Het activiteitenaanbod is gevarieerd en gebalanceerd qua ontwikkelingsdomeinen. Ook is het leeftijds-/ontwikkelingsadequaat en betekenisvol. Het past bij de interesse en belevingswereld van de kinderen en nodigt uit tot spelen, verkennen, ontdekken en experimenteren. Op maat worden er gerichte, goed ondersteunde en begeleide (spel)activiteiten aangeboden. Die activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling van de kinderen. Het aanbod kent een balans tussen veiligheid en uitdaging. Vrij spel en buitenspelen vormen vaste onderdelen van de dag.

Pijler 3 - De interactievaardigheden

Hieronder bepreken we zes interactievaardigheden waarmee pedagogisch professionals vorm geven aan pedagogische kwaliteit.

  • Sensitieve responsiviteit:

De pedagogisch professional heeft oog voor de signalen van het kind en weet deze goed te interpreteren. Of met andere woorden: heeft oog voor de intenties van het kind en probeert deze beweegredenen te achterhalen. Daarop reageert de pedagogisch professional tijdig en adequaat. Zo voelt het kind zich gezien, gehoord, begrepen, geaccepteerd en veilig. Er zijn geregeld individuele en exclusieve momenten van rust, gezelligheid, bevestiging en vertrouwelijkheid tussen kind en pedagogisch professional.

  • Respect voor de autonomie:

De pedagogisch professional stimuleert kinderen, passend bij hun ontwikkelingsniveau, om zo veel mogelijk zelf te doen, zelf te proberen en zelf op te lossen. De pedagogisch professional respecteert hun eigen oplossingen en ideeën. Het kind krijgt zo het gevoel dat het zichzelf mag zijn en dat het ertoe doet wat het wil. Dit draagt bij aan het gevoel dat de pedagogisch professional vertrouwen in hem heeft. En dat draagt weer bij aan het zelfvertrouwen van het kind.

  • Structureren en grenzen stellen:

De pedagogisch professional structureert situaties, activiteiten en taken zo dat kinderen deze kunnen overzien. De pedagogisch professional stelt voldoende en duidelijke grenzen, doet dat tijdig en is daarbij consequent en doortastend. Door deze manier van handelen is voor kinderen duidelijk wat er van hen verwacht wordt.

  • Praten en uitleggen:

De pedagogisch professional praat niet alleen regelmatig met de kinderen, maar stemt inhoud en timing daarbij af op de toestand, de aandacht en het begripsniveau van het kind. De pedagogisch professional zorgt voor een taalrijke omgeving. Het denken van kinderen wordt gestimuleerd in interactie met de pedagogisch professional.

  • Ontwikkelingsstimulering:

De pedagogisch professional stimuleert bewust de motorische, cognitieve en taalontwikkeling en creativiteit van de kinderen door bijvoorbeeld:

  • de aandacht van de kinderen ergens op te richten;
  • nieuwe activiteiten of materialen aan te bieden;
  • op nieuwe mogelijkheden van bekend materiaal te wijzen;
  • ook dagelijkse routines te benutten als kansen voor ontwikkeling.

Het activiteitenaanbod is gevarieerd en gebalanceerd wat betreft ontwikkelingsdomeinen en ervaringen die kinderen opdoen. De kinderen krijgen volop gelegenheid om te spelen, te lezen en voorgelezen te worden. Ook om te ontdekken en te experimenteren, te bewegen, creativiteit te ontwikkelen (muziek, dans, theater en beeldende activiteiten), aan betekenisvolle gesprekken deel te nemen en te tellen, meten, wegen, etc.

Pedagogisch professionals brengen evenwicht aan in de begeleiding. Tussen hun eigen initiatieven en handelingen enerzijds en de inbreng en betekenisverlening van de kinderen anderzijds. Daarnaast blijft er uiteraard ruimte voor het zelfstandige vrije spel van de kinderen. Hierin volgen ze hun eigen plannen en initiatieven.

Het handelen van de pedagogisch professional is afgestemd op de interesse, de belevingswereld, het ontwikkelingsniveau en de toestand van de kinderen. Ieder kind ontvangt zodoende ontwikkelkansen op maat, waardoor de ontwikkeling zo optimaal mogelijk verloopt. Nodig hiervoor is het systematisch volgen van de ontwikkeling van kinderen. Het handelen van de pedagogisch professional zet zo aan tot spelen, verkennen, ontdekken en experimenteren in betekenisvolle contexten. Als de gesignaleerde ondersteuningsbehoefte van het kind buiten de expertise van de pedagogisch professional ligt, worden andere experts ingeschakeld.

  • Begeleiden van interacties van kinderen:

De pedagogisch professional begeleidt onderlinge interacties tussen kinderen. Dat gebeurt door de aandacht van kinderen op elkaar te richten. En ook door situaties te creëren waarin positief contact tussen kinderen wordt uitgelokt. Ook stelt de pedagogisch professional duidelijke gedragsnormen, legt deze uit en geeft zelf het goede voorbeeld.

Pijler 4 - Samenwerken met ouders

Pedagogisch professionals werken actief aan een vertrouwensband met ouders. Dat doen ze door open en transparant te communiceren op een zodanige manier dat ouders zich prettig en welkom voelen. Tussen pedagogisch professionals en ouders is sprake van tweerichtingsverkeer in de informatie-uitwisseling over het welbevinden, de ontwikkeling en leefwereld van het kind, thuis en op de groep. Pedagogisch professionals zien ouders als experts van hun kind. Ze proberen zoveel mogelijk afstemming te vinden tussen het handelen thuis en op de groep. Zo ontstaat er voor het kind een doorgaande lijn in het pedagogisch klimaat. Ouders worden actief bevraagd op hun visie op de pedagogische kwaliteit en gang van zaken op de groep.

Hoe is de werkdefinitie tot stand gekomen?

De eerste input is geleverd door een groep pedagogen tijdens een werkbijeenkomst van het Expertisecentrum in januari 2020. Deze eerste versie is voorgelegd aan een groep ‘externe’  deskundigen. Hun suggesties en aanvullingen zijn verwerkt tot een definitief concept. Na suggesties en aanvullingen van de wetenschappers ontstond de werkdefinitie waarmee het Expertisecentrum Kinderopvang van start gaat.

Groep pedagogen: Georgette Boehmer (Wonderland), Laurie Broekhuizen (Compananny), Sandra van Dijk (Kwest), Helen Faasse (Kidsfoundation), Martine Terstegen (FloreoKids), Marieke Grijpink (SWKgroep), Marielle de Groot (Zonnekinderen), Simon Hay (KindeRdam), Carienke Kegel (pedalogisch abc), Anouk Levert (Mirakel), Elles vd Meulen (Sinne), Ellen Quakernaat (de Melkfabriek).

Externe deskundigen: Mireille Aarts (pedagoog KION), Remco van den Berg (beleidsadviseur voorschoolse educatie Gemeente Amsterdam), Simon Hay (pedagoog KindeRdam), Sonja Wilken (GGD Rotterdam), Jacqueline Schoemaker (ontwikkelaar, trainer en docent MBO College West en auteur interactievaardigheden).

Wetenschappers: Paul Leseman (UU), Ruben Fukkink (UVA), Harriet Vermeer (UL).

Praktijkvoorbeelden gezocht

We zijn op zoek naar aansprekende voorbeelden uit de praktijk.
Wil jij een voorbeeld uit jouw eigen praktijk aandragen?

Vul dan alsjeblieft het contactformulier in en we nemen snel contact met je op!

Voorbeeld aandragen

Ontwikkelteam

Pedagogische kwaliteit

Eindredacteur wetenschappelijke bronnen: Annika de Haan, Expertisecentrum Kinderopvang; Yvette Vervoort, Expertisecentrum Kinderopvang

Tools
Aan de slag met de samenwerking op de groep

Dit document bevat informatie en verschillende werkvormen om de samenwerking op de (verticale) groep te versterken. De werkvormen zijn op maat door een leidinggevende of pedagogisch coach in te zetten.

Tools
tools

Meer tools zien?

Investeer mee in pedagogische kwaliteit en bekijk alle tools!

JA, ik doe mee! info

Wetenschappelijke bronnen

×

Ontwikkelingen in de kwaliteit van de Nederlandse kinderdagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang op basis van de gecombineerde metingen 2017 -2019

Pauline Slot, IJsbrand Jepma, Paulien Muller, Bodine Romijn, Celeste Bekkering en Paul Leseman | 2019

European Framework of Quality and Wellbeing Indicators

Thomas Moser, Paul Leseman, Edward Melhuish, Martine Broekhuizen en Pauline Slot | 2017

Kwaliteit van babyopvang. Een literatuurstudie

Harriet Vermeer & Marleen Groeneveld | 2017

Welbevinden en betrokkenheid als toetsstenen voor kwaliteit in de kinderopvang. Implicaties voor het monitoren van kwaliteit

Ferre Laevers | 2016

Overview of European ECEC curricula and curriculum template

Kathy Sylva, Katharina Ereky-Stevens en Ana-Maria Aricescu | 2015

Child care quality in the Netherlands: From quality assessment to intervention (proefschrift)

Katrien Helmerhorst | 2014

Early childhood education and care in the Netherlands. Quality, curriculum, and relations with child development

Pauline Slot | 2014

Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: Doelstellingen en kwaliteitscriteria

Marianne Riksen-Walraven | 2004

Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang

Marianne Riksen-Walraven | 2000