Ruimte geven voor de autonomie van het kind
Autonomie ervaren versterkt kinderen op meerdere vlakken: betrokkenheid, intrinsieke motivatie, zelfvertrouwen en eigenwaarde, risicocompetentie, veerkracht en weerbaarheid, zelfstandigheid, sociale verantwoordelijkheid, en zelfkennis.
Autonomie en de opvoeder/pedagogisch professional
Voor pedagogisch professionals is het respecteren van de autonomie een van de opvoedingsopgaves. Vraag je daarom voortdurend af op welke wijze je ruimte kunt geven voor de autonomie van het kind. Hieronder bespreken we zes manieren waarop je kinderen ruimte en vrijheid kunt geven.
1. Ontwikkel een basishouding
Ontwikkel een basishouding met vertrouwen in de competenties en veerkracht van het kind. Kinderen hebben van jongs af aan de capaciteit om in het spel met tegenslag om te gaan en te herstellen van stresssituaties. Hierdoor ontwikkelen zij zelfvertrouwen. Dat stelt hen in staat om daarna weer nieuwe ontdekkingen en ervaringen op te doen. Deze ervaringen vergroten hun veerkracht verder.
2. Hanteer een autonomie-ondersteunende opvoedingsstijl
Een autonomie-ondersteunende opvoedingsstijl biedt vrije keuzes, waardeert zelfinitiatief en moedigt dat ook aan. Je stemt dan af op interesses van het kind en maakt gebruik van afgestemde, niet-opdringerige communicatie.
3. Wees pedagogisch-sensitief
Pedagogisch-sensitief ben je als je het goede wil doen, op het juiste moment, bij dit kind in deze situatie. Je bent ontvankelijk voor hun perspectief, motieven, gevoelens en behoeften. Ieder kind heeft andere behoeftes. Dus kijk, luister en praat goed, respectvol en zonder vooroordeel met het kind. Deze ontvankelijkheid vertaalt zich ook in het afstemmen van lichamelijk contact op de behoefte van het kind. Geef bewegingsvrijheid en dring jezelf niet op.
4. Stel het proces voorop
Stel niet het 'eindproduct' voorop, maar het proces. Hierdoor krijgen kinderen de ruimte zelf hun spel of bezigheid vorm te geven. Ze volgen hierbij hun eigen ideeën, ingevingen en interesses.
5. Creëer een passende (speel)omgeving
Creëer een (speel)omgeving waarin kinderen de gelegenheid krijgen hun (risicovol) spel vrij en uitdagend vorm te geven. In zo’n speelomgeving zijn er voor ieder kind passende speelmogelijkheden. Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van veelzijdige, ‘open’ materialen. Materialen zonder gedefinieerd gebruik, ‘loose parts’, die door het kind kunnen worden verplaatst en aangepast. Regelmatige vernieuwing van de speelomgeving is ook belangrijk. Jonge kinderen worden aangetrokken tot het nieuwe. Dus hoe meer variatie, hoe beter.
6. Stem je visie en handelen af
Stem de visie en handelen af met collega’s, ouders en leidinggevenden. En leg deze vast in het pedagogisch beleid. Wees je er als pedagogisch professional ook van bewust zijn dat er verschillen bestaan tussen opvattingen en houding van ouders ten aanzien van autonomie. Dat betekent dat er ook verschillen kunnen zijn tussen de kinderopvang en de thuissituatie.
Werkdefinitie
Onder autonomie verstaan we dat het kind van nature het verlangen heeft om op basis van eigen vrije keuze te handelen. Het kind is eigenaar van zijn eigen ontwikkelingsproces. Doordat de pedagogisch professional ruimte en richting geeft, ontwikkelt het kind zich. Zo leert het in toenemende mate rekening te houden met wat goed is voor zichzelf, de ander en de planeet.
Hoe is de werkdefinitie tot stand gekomen?
Na een uitgebreide screening van de literatuur heeft de betrokken onderzoeker een concept-werkdefinitie geformuleerd, die vervolgens is voorgelegd aan het ontwikkelteam. Na diverse gesprekken is het ontwikkelteam uiteindelijk gekomen tot de werkdefinitie zoals deze hierboven beschreven staat.