Kinderen en spelen horen bij elkaar. Spelen is de manier waarop kinderen zichzelf en hun omgeving verkennen. Spelen komt van binnenuit: het kind volgt zijn eigen nieuwsgierigheid en verwondering. Kinderen geven zelf vorm aan hun spel, alleen of in interactie met anderen. Een belangrijk kenmerk van spel is dat vooraf niet vastligt hoe het spel zal verlopen.

Tijdens hun spel gaan kinderen op onderzoek naar de mogelijkheden van hun lijf, van de fysieke omgeving en van sociale interacties met anderen. Spel biedt kinderen een veilige ruimte om te experimenteren met hun handelen, gedragingen, emoties, taal en denken. Ze merken wat de effecten zijn als zij zelf iets doen of zeggen: wat kan dit voorwerp allemaal, hoe reageert de ander, wat kan ik en wat voel ik? Zo krijgen kinderen grip op zichzelf en hun omgeving. Ze begrijpen en kunnen steeds meer. Dat geeft kinderen houvast en voldoening.

In hun spel onderzoeken kinderen de mogelijkheden…

…van hun lijf: ze grijpen, rollen, kruipen, lopen, klimmen, huppelen, fietsen, voetballen, etc.

…van materialen en voorwerpen (de fysieke omgeving): ze verkennen met de zintuigen, manipuleren, combineren, ordenen, imiteren wat anderen ermee doen, maken, verbeelden, construeren, etc.

…van sociale interacties met anderen: ze lachen naar elkaar, spelen kiekeboe, imiteren elkaar, variëren op elkaar, reageren op elkaar vanuit een rol, verbeelden verhalen, overleggen met anderen, etc.

Kinderen verkennen in spel ook de mogelijkheden van de (grotere) ruimtelijke omgeving. Ze doen dat met hun hele lichaam: kinderen lopen over een heuvel, klimmen op een trap, fietsen om een bosje heen.

Interactie met de omgeving

Regelmatige interactie met anderen hoort bij spel. Kinderen kijken en luisteren naar anderen en spiegelen hen. Ze hebben houvast aan de ander en reageren op elkaar. Ze wisselen ideeën uit met elkaar en nemen ideeën van andere kinderen over. Ze bouwen voort op elkaars spel en dagen elkaar uit. Het betekent niet dat kinderen altijd samen spelen, maar hun spel wordt wel steeds beïnvloed door anderen. Dat maakt dat ze groeien.

Spel van kinderen hangt samen met de sociaal-culturele omgeving waarin ze opgroeien. Kinderen spelen:

  • met de materialen en voorwerpen die daarin aanwezig zijn;
  • over wat ze meemaken;
  • over wat ze om zich heen zien in hun dagelijks leven;
  • met de speelmaatjes die aanwezig zijn. Dat kunnen ook volwassenen zijn.

Door verschillen in de thuissituatie hebben kinderen ook verschillende ervaringen met spelen.

Spelontwikkeling

Kinderen beginnen al met spelen als ze baby zijn. Dit vroege spel is kortdurend en eenvoudig. Als kinderen gaandeweg motorisch meer mogelijkheden krijgen, meer taal leren gebruiken en meer gericht raken op andere kinderen, komen er nieuwe en complexere vormen van spel bij. Dat betekent niet dat de eerdere vormen van spel niet meer voorkomen, maar wel dat ze minder dominant worden. Globaal genomen verloopt de spelontwikkeling als volgt:

  • in de babytijd is contactspel het meest aanwezig;
  • dreumesen en peuters spelen vooral materiaalgericht/manipulerend spel;
  • in de kleutertijd spelen kinderen veel constructiespel en rollenspel.

Parallel hieraan spelen kinderen van alle leeftijden bewegingsspel. Kenmerkend voor spel op al deze leeftijden is dat kinderen hun spel vaak herhalen. Dat gebeurt zowel in het moment - kinderen bouwen bijvoorbeeld steeds opnieuw een toren en gooien die om - maar ook spelen kinderen vaak voor langere tijd ongeveer hetzelfde spel, met kleine variaties.

Spelen is overigens niet alleen iets wat kinderen doen. Ook volwassenen spelen, bijvoorbeeld door te sporten, muziek te maken, puzzels op te lossen, te klussen, grapjes te maken of allerlei recepten uit te proberen.

Soorten spel

  • Contactspel: Een baby speelt al snel door contact te maken met de verzorger. Verzorger en kind reageren beurtelings op elkaar: ze imiteren geluidjes of gezichtsuitdrukkingen van elkaar en variëren erop. Ze lachen naar elkaar. Na een paar maanden is ‘Kiekeboe’ een typisch spelletje waar jonge kinderen plezier aan beleven.

  • Bewegingsspel: In de babytijd begint ook de ontwikkeling van bewegingsspel. Het kind verkent zijn lichamelijke mogelijkheden, zoals grijpen, omrollen of ergens naartoe kruipen. In de jaren daarna wordt het bewegingsspel gaandeweg steeds complexer: kinderen lopen ergens overheen, leren klimmen, huppelen, fietsen en sporten.

  • Materiaalgericht spel/manipulerend spel: Materiaalgericht spel is een verzamelnaam voor spel waarin de aandacht van kinderen uitgaat naar het verkennen van en handelen met materialen en voorwerpen. Daarbinnen kunnen we verschillende gedragingen onderscheiden. Als baby’s kunnen pakken en grijpen, beginnen ze met het verkennen van materialen via de zintuigen. Ze sabbelen eraan, voelen, luisteren, kijken. Ze zijn gericht op de eigen zintuigelijke ervaringen die daardoor ontstaan. Dit noemen we sensopathisch spel. Dreumesen en peuters gaan in hun materiaalgericht spel al een stapje verder. Ze zijn meer gericht op het verkennen van de kenmerken en mogelijkheden van materialen (zoals zand, water, verf, klei), voorwerpen (zoals een beker, een wandelwagen, een doos, een treinbaan of een fototoestel) en de natuurlijke omgeving (zoals steentjes, regenplassen, een heuvel, schaduw). Kinderen doen van alles met deze materialen om erachter te komen wat het is en wat zij er allemaal mee kunnen doen. Soms zijn kinderen in die verkenning erg gericht op het effect van hun handelen met het voorwerp (wat gebeurt er als...). Dit wordt ook wel effectspel genoemd. Soms zijn ze meer gericht op het zelf kunnen hanteren van een voorwerp (zoals een schaar). Dit wordt ook wel oefenspel genoemd. En soms zijn kinderen erg gericht om de materialen mooi te ordenen, op basis van de kenmerken van het materiaal. Dit wordt ook wel esthetisch spel genoemd.

    Materiaalgericht spel is veel aanwezig tot een jaar of 4, 5 en vindt bij kleuters vooral plaats als ze met nieuwe materialen of omgevingen te maken krijgen. Vanuit materiaalgericht spel ontwikkelen zich meer gevorderde vormen van spel, zoals constructiespel en rollenspel. Dat spel is kenmerkend voor kleuters en kinderen in groep 3.

  • Constructiespel: het kind maakt iets van materialen. Als materialen nog nieuw zijn voor een kind, zal het eerst het materiaal verkennen. Door het uitproberen van de mogelijkheden, kan er bij toeval iets ontstaan wat ergens op lijkt. Een huisje, een poppetje, een slak… Kinderen gaan materiaal steeds doelgerichter inzetten en combineren om iets te maken, te verbeelden of tot uitdrukking te brengen. Ze bedenken ook verhalen bij wat ze maken.

  • Rollenspel/Doen-alsof spel: Dit spel begint doordat kinderen imiteren wat ze volwassenen zien doen met voorwerpen en materialen. Ze doen bijvoorbeeld alsof ze iets drinken uit een beker. Deze eenvoudige ‘symbolische handelingen’ komen dan ook het eerst voor bij voorwerpen die een kind uit zijn dagelijks leven herkent. Kinderen nemen gaandeweg ook rollen aan in het spel, gaan samenspelen, en spelen verhaaltjes met elkaar. De verhalen worden uitgebreider, complexer en langer.

  • Tot slot gaan kleuters meedoen aan regelspel: ze spelen samen een spel en houden zich aan afgesproken spelregels, bijvoorbeeld bij bordspelletjes, of groepsspelletjes, zoals zakdoekje leggen of tikkertje. Kleuters hebben nog een korte aandachtspanne en hebben vaak nog begeleiding nodig om zich aan de regels te houden. 

Spelbegeleiding

Professionals hebben een belangrijke rol in het spel van kinderen. Ze bieden ten eerste tijd voor spel en een uitnodigende en inspirerende speelleeromgeving. Zo kunnen kinderen gevarieerde spelervaringen opdoen.

Ten tweede zorgen professionals voor interactie met en tussen kinderen. Dat kan vóór het spel, tíjdens het spel en na afloop van het spel. Ze zijn daarbij vooral gericht op het verhogen van welbevinden en betrokkenheid. Het volgende is daarbij van belang:

  • ruimte scheppen voor kindinitiatief;
  • ondersteunen van zelfsturing;
  • stimuleren van interacties tussen kinderen;
  • bieden van structuur;
  • bieden van inspiratie en uitdaging;
  • samen praten en denken in en over het spel.

Professionals moeten goed op de hoogte zijn van de spelontwikkeling. Zo kunnen ze afstemmen op verschillende spelfases en spelvoorkeuren van kinderen. Het is belangrijk dat professionals weten hoe ze spel van kinderen kunnen ondersteunen in de zone van actuele ontwikkeling (wat speelt het kind al zelfstandig) en hoe ze van daaruit het spel een stapje verder kunnen brengen door het spel te verdiepen en verrijken in de zone van naaste ontwikkeling. Verdiepen en verrijken van spel bij jonge kinderen gaat vaak om kleine stapjes binnen de spelfase. Als een kind materiaalgericht spel speelt, verdiept de professional bijvoorbeeld de verkenning van het materiaal. De stap naar rollenspel of constructiespel is vaak nog te groot.

De professional als speelmaatje

Speelmaatjes kunnen zowel andere kinderen als volwassenen zijn. Samenspel is prettig wanneer de deelnemers een gedeelde ervaringswereld hebben: ze hebben hun aandacht bij hetzelfde, zijn op elkaar afgestemd en genieten van het samen zijn. De verschillende deelnemers in het spel hebben ruimte voor eigen initiatief, interpretaties en inbreng. Samen geven ze vorm aan het spelverloop.

Professionals die meespelen, nemen dan ook een kindvolgende houding aan. Ze passen de drie V’s toe van Verkennen, Verbinden en Verrijken. De professionals verkennen eerst goed wat het kind speelt, waar de aandacht van het kind naar uit gaat. Ze observeren het spel door te luisteren en kijken en proberen zich in te leven in het kind. Als professional zie je in spel goed wat kinderen boeit en hoe ze hun omgeving begrijpen en verwerken.

Vanuit het verkennen, verbinden professionals zich aan het spel en de gedachtewereld van het kind door mee te gaan spelen. Ze volgen daarbij wat het kind speelt door hetzelfde te doen als het kind (als een kind balletjes rolt van klei, dan kan de professional ook balletjes van klei rollen) en/of door er taal aan te geven. ‘Ik zie dat je balletjes rolt van de klei.’ Ook probeert de professional andere kinderen bij het spel te betrekken of aandacht op elkaars spel te vestigen. Ze verbinden de kinderen aan elkaar.

Vanuit de gedeelde spelervaring kunnen professionals het spel verrijken. Ze leggen de balletjes van klei bijvoorbeeld in gelijke groepjes neer of stapelen twee of meer balletjes op elkaar. Of ze vragen zich hardop af welke de grootste is. Op dat moment begint het verkennen weer. Hoe reageert het kind op deze impuls? Verrijking is alleen succesvol als het de betrokkenheid van kinderen stimuleert en wanneer het verloop van het spel openblijft: er blijft ruimte voor initiatief en actieve inbreng van de kinderen. Er is geen vooropgezette uitkomst of resultaat.

Spelbegeleiding: een balans tussen uitdaging enerzijds en bevestiging en voorspelbaarheid anderzijds

Het is belangrijk dat professionals weten wanneer kinderen begeleiding nodig hebben bij hun spel. Kinderen hebben enerzijds behoefte aan bevestiging en voorspelbaarheid en anderzijds aan uitdaging. Ieder kind heeft daarin een eigen tempo. Professionals sluiten daarbij aan. Ze bieden emotionele veiligheid voor kinderen door sensitief en responsief te zijn. Ook ondersteunen ze de autonomie van kinderen door het initiatief van kinderen in hun spel aan te moedigen en te bevestigen. Hiermee ondersteunen ze de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De professionals bieden ook uitdaging. Ze vormen de verbinding met de grotere wereld en kunnen iets nieuws inbrengen in het spel: ze bieden inspiratie en voegen toe, zodat kinderen nieuwe ervaringen opdoen. Ze geven daar taal aan en luisteren naar wat kinderen willen vertellen.

Als kinderen zich goed ontwikkelen in hun spel, dan worden verschillende ontwikkelingsgebieden tegelijkertijd gestimuleerd. Motoriek, sociaal-emotioneel, taal en cognitie gaan hand in hand. Kinderen ontwikkelen zich beter in de context van spel wanneer professionals het spel observeren en regelmatig actief begeleiden, bijvoorbeeld door vooraf en achteraf over het spel te praten (inspireren, plannetjes maken, demonsteren en reflecteren) en door geregeld mee te spelen met inzet van de drie V’s. De professionals zorgen ook voor nieuwe spelmogelijkheden door materialen te variëren en (half)open spelactiviteiten aan te bieden waar ze zelf aan meedoen.

Theoritsch kader spel

Praktijkvoorbeelden gezocht

We zijn op zoek naar aansprekende voorbeelden uit de praktijk.
Wil jij een voorbeeld uit jouw eigen praktijk aandragen?

Vul dan alsjeblieft het contactformulier in en we nemen snel contact met je op!

Voorbeeld aandragen

Ontwikkelteam | Spel en spelbegeleiding

Pedagogisch professional
Marriette Bos (Panta Rhei)
Gaby Bosch (Kind & Co Ludens)
Maika de Haan (Kibeo)
Nelleke Langendoen (St. Kinderopvang Nissewaard)
Daniëlle van Mourik (Quadrant Kindercentra)
Margreet Venema (Kober Kinderopvang)
Nathalie de Wit (SKA)
Onderzoeker
Annerieke Boland (Hogeschool IPABO)