Werkdefinitie
De pedagogisch professional creëert de buitenruimte zo dat deze uitnodigt tot een variatie in beweging en neemt daarin een pedagogische en actieve rol om kinderen te stimuleren hun motorische vaardigheden te ontwikkelen en om de (natuurlijke) omgeving te onderzoeken. De pedagogisch professional onderstreept bij ouders het belang van gevarieerd bewegen en buitenspelen en werkt samen met hen met als doel om het welbevinden, de betrokkenheid en de brede ontwikkeling van kinderen te bevorderen.
Veel en gevarieerd bewegen is essentieel voor de brede ontwikkeling van kinderen. Het uitnodigen tot variatie in beweging kan onder andere met een goede buitenruimte. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn, want veel activiteiten die je binnen doet, kun je ook buiten doen. Hoe ziet een goede buitenruimte eruit? En hoe kun je als pedagogisch professional kinderen stimuleren om meer (buiten) te bewegen?
Waarom is een buitenruimte belangrijk?
Het uitnodigen tot gevarieerd bewegen is belangrijk omdat het veelzijdig en zoveel mogelijk bewegen essentieel is voor de (brede) ontwikkeling van kinderen: het draagt bij aan hun gezondheid, welbevinden, breinontwikkeling en hun participatie in de samenleving. Ook gebruiken jonge kinderen rijkere taal in spel- en beweegsituaties. De (ontwikkeling van) motorische vaardigheden van kinderen spelen een belangrijke rol in de mate waarin kinderen buitenspelen.
Motorische vaardigheden
Hoe beter de motorische vaardigheden, hoe vaker kinderen buitenspelen. Hierdoor komen ze in een positieve spiraal: hoe vaardiger ze worden, hoe vaker ze willen buitenspelen en hier plezier aan beleven. Deze succeservaringen hebben een positief effect op hun zelfvertrouwen, waardoor zij ook meer risico durven te nemen met buitenspelen. En dat heeft weer een positief effect op hun motorische vaardigheid (zie ook het onderwerp Risicovol spel in de pedagogische kennisbasis).
Gevolgen van achterstand
Onderzoek wijst uit dat 20 procent van de kinderen op zesjarige leeftijd al een achterstand heeft in hun motorische ontwikkeling. Een achterstand heeft een negatief effect op het:
- Regelmatig bewegen (60 procent van de kinderen tussen 4 en 12 jaar voldoet aan de beweegrichtlijn);
- Zitgedrag (kinderen tussen 4 en 12 jaar zitten gemiddeld 7 uur per dag);
- Zelfvertrouwen;
- Plezier in bewegen.
Kinderen komen door een motorische achterstand in een negatieve spiraal: ze kunnen minder vaak meedoen aan beweegactiviteiten en daardoor nog minder vaak hun motorische vaardigheden oefenen. Dat heeft een negatief effect op hun zelfvertrouwen en hun plezier in bewegen. Aan het einde van de basisschool haken daardoor veel kinderen af van bewegen en doen zij niet meer mee met buitenspelen of sportactiviteiten.
Door een achterstand tijdig te signaleren en een aanpak in te zetten waarbij kinderen veel en gevarieerd bewegen, kunnen de motorische vaardigheden significant verbeteren. Gebeurt dit niet, dan haalt 65 procent van de kinderen de achterstand in de vier daaropvolgende jaren niet in.
Beweegadvies voor kinderen van 0 tot 4 jaar
Voor kinderen in deze leeftijd is in 2022 een beweegadvies gepubliceerd (Gezondheidsraad, 2022):
Bewegen
- Kinderen jonger dan 1 jaar: meerdere keren per dag een lichamelijke activiteit. Bij niet-mobiele kinderen: minimaal 30 minuten per dag in buikligging.
- Kinderen van 1 en 2 jaar: minimaal 180 minuten een lichamelijke activiteit per dag.
- Kinderen van 3 jaar: minimaal 180 minuten per dag een lichamelijke activiteit, waarvan 60 minuten matig tot intensief bewegen.
Zitgedrag
- Kinderen van 0 tot 4 jaar: maximaal 60 minuten per keer de bewegingsvrijheid beperken, bijvoorbeeld door het kind in een stoeltje te zetten.
Beeldschermgebruik
- Kinderen jonger dan 2 jaar: geen beeldschermtijd.
- Kinderen van 2 tot 4 jaar: maximaal 60 minuten per dag beeldschermtijd, waarbij geldt: hoe minder, hoe beter.
Beweegrichtlijnen voor kinderen van 4 tot 12 jaar
Voor kinderen in deze leeftijd zijn in 2017 beweegrichtlijnen gepubliceerd (Gezondheidsraad, 2017):
- Minimaal 60 minuten per dag bewegen.
- Drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten.
Hoe creëer je een goede buitenruimte?
Het unieke aan de buitenruimte is dat er meer ruimte is, waardoor (groot en veelzijdig) bewegen makkelijker wordt. Ook is er buiten een heel andere beleving, waardoor kinderen andere ervaringen opdoen. In de buitenruimte zijn natuurlijke en open einde materialen aanwezig die stimulerend werken voor de fysieke, emotionele, sociale, persoonlijke en intellectuele ontwikkeling van kinderen.
Wat binnen kan, kan buiten ook!
De motorische vaardigheden van kinderen worden het best ontwikkeld door hen een breed aanbod van activiteiten aan te bieden waarmee de grondvormen van bewegen worden gestimuleerd: springen, lopen, rennen, zwaaien, rollen, draaien, trekken, duwen, gooien, vangen, schieten en balanceren. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn, want veel activiteiten die je binnen doet, kun je ook buiten doen. Denk aan het spelen in hoeken en het aanbieden van verschillende activiteiten (zie ook het onderwerp Spel en spelbegeleiding in de pedagogische kennisbasis).
Een uitdagend ingerichte buitenruimte
Het stimuleren van buitenspelen vraagt om een actieve rol van de pedagogisch professional en een uitdagend ingerichte buitenruimte. Hiermee bedoelen we niet alleen de vaste elementen zoals klimrekken, maar juist ook de losse materialen die je kunt verwisselen en afwisselen. Een uitdagend ingerichte buitenruimte betekent voor kinderen (naar leeftijd):
- 0-6 maanden: tijd op de buik, mogelijkheden om uitdagende (natuurlijke) materialen te grijpen, en liggen, ervaren en beleven in een natuurlijke omgeving.
- 6-12 maanden: de omgeving zo inrichten dat kinderen worden uitgedaagd om te oefenen met zelfstandig zitten, kruipen en staan (als het kind daaraan toe is).
- 1-6 jaar: verdere ontwikkeling van de grondvormen van bewegen in bewegingsbaantjes, uitdagende fietsparcoursen en het ontdekken en ervaren met de zintuigen.
- 6-12 jaar: verdere ontwikkeling van de motorische vaardigheden in parcoursen voor freerunnen, steppen en skaten, en sociaal-/sportspel (zie ook het onderwerp Bewegen in de pedagogische kennisbasis).
Speelplekken (zones) voor verschillende soorten activiteiten
Bij de inrichting van de buitenruimte kun je werken met zones om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan de variatie in activiteiten. Deze zones worden ook wel speelplekken of activiteitenplekken genoemd (zie ook het onderwerp Omgeving: ruimte, inrichting en materialen in de pedagogische kennisbasis). In een uitdagend ingerichte buitenruimte zijn er in ieder geval zones voor:
- Rijden (zie filmpje fietsparcoursen);
- Bewegingsbaantjes (zie filmpje bewegingsbaantjes/freerunnen BSO);
- Voetbal 2 tegen 2 (BSO);
- Successpellen zoals Kingenen ATW/tafelen(BSO);
- Het spelen met natuurlijke materialen zoals zand, water, bladeren en takken waar kinderen kunnen ontdekken, beleven, ervaren, verstoppen en bouwen. In de pedagogische kennisbasis vind je bij het onderwerp duurzaamheidspedagogiek ideeën hiervoor.
- Een specifieke zone voor eten/drinken en voor een buitenatelier met creatieve activiteiten.
In een goed ingerichte zone past het aangeboden materiaal bij de zone, is er differentiatie in het spel mogelijk en heeft de pedagogisch professional een actieve rol (het opstarten, enthousiasmeren, begeleiden of participeren). Bij het onderwerp Spel en spelbegeleiding in de pedagogische kennisbasis vind je tips over het begeleiden van spel.
De rol van de professional, de ouders en de organisatie
Voor het stimuleren van veel en gevarieerd bewegen is een belangrijke rol weggelegd voor de pedagogisch professional, de ouders van de kinderen en de kinderopvangorganisatie.
Een stimulerende rol van de pedagogisch professional
Een stimulerende rol van de professional betekent dat deze een pedagogische én actieve rol heeft. De professional is in staat om een beweeg- en ontwikkelomgeving in de buitenruimte te creëren die aansluit bij de behoefte van kinderen aan autonomie, competentie en verbondenheid. In de buitenruimte kan de pedagogisch professional dat doen door:
- Keuzes te bieden binnen speelplekken (autonomie).
- Ieder kind op zijn eigen niveau de mogelijkheid te bieden om deel te nemen (competentie).
- Een coöperatieve omgeving te bieden in plaats van alleen een competitieve omgeving (verbondenheid).
Tips om een beweeg- en ontwikkelomgeving in de buitenruimte te creëren die aansluit bij de behoefte van kinderen aan autonomie, competentie en verbondenheid lees je in deze artikelen:
- De vijf knoppen voor kwalitatief goed buitenspelen op de basisschool
- De rol van de begeleider tijdens het buitenspelen
Samenwerken met ouders
Een goede samenwerking met ouders bevordert het welbevinden, de betrokkenheid en de brede ontwikkeling van kinderen. In deze samenwerking benadrukt de pedagogisch professional bij ouders het belang van gevarieerd bewegen en buitenspelen. Dat kan door ouders goed te informeren over hoe zij zelf kunnen bijdragen aan het gevarieerd bewegen en buitenspelen van hun kind. Een mooie tool hiervoor is de OK-gezond app. Ook kan de pedagogisch professional ouders helpen door duidelijk te zijn over welke hulpmiddelen een gezonde motorische ontwikkeling in de weg staan (zoals het gebruik van een babywalker of het langdurig zitten in een wipstoeltje of Maxi-Cosi).
Aandacht voor buitenspelen in beleid, coaching en scholing
Tot slot heeft ook de kinderopvangorganisatie een rol. Het advies is om in het beleid op te nemen hoe de organisatie en de locatie het gevarieerd bewegen en buitenspelen vormgeven. Denk aan het vies mogen worden, ruimte bieden aan het ontdekken en avontuurlijk bewegen en risicovol spelen. Regelmatige coaching en scholing is belangrijk om het onderwerp – het creëren van een buitenruimte die uitnodigt tot bewegen en de samenwerking met ouders – op de agenda te houden.