Werkdefinitie

Na een uitgebreide zoektocht naar, en screening van de literatuur over bewegen in de kinderopvang, heeft de betrokken onderzoeker een concept-werkdefinitie geformuleerd, die vervolgens is voorgelegd aan het ontwikkelteam. Na diverse gesprekken is het ontwikkelteam uiteindelijk gekomen tot de werkdefinitie zoals deze hierboven beschreven staat.

Waarom is bewegen belangrijk?

Bewegen is belangrijk voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Deze wordt gestimuleerd door het oefenen en herhalen van motorische vaardigheden. Daarnaast is bewegen belangrijk voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Door beweging gaan kinderen op ontdekking en gaan ze interactie aan met hun omgeving en anderen. Bewegen heeft ook een positief effect op cognitieve vaardigheden die belangrijk zijn voor het leren op school, zoals geheugen en concentratie.

Bewegen is bovendien essentieel voor de lichamelijke en mentale gezondheid van kinderen. Het draagt bij aan een gezond gewicht, de fitheid van kinderen en de gezonde groei van spieren en botten. Het is belangrijk om vaak en regelmatig te bewegen, inclusief activiteiten met een hogere intensiteit – waarbij de hartslag omhoog gaat. Bewegen verlaagt ook het risico op depressie.

Daarnaast is het belangrijk om al op jonge leeftijd voldoende en gevarieerd te bewegen, omdat gedrag en gewoontes zich vroeg ontwikkelen. Een leven lang bewegen begint bij actief zijn op jonge leeftijd. Kinderen die weinig bewegen, hebben als volwassenen waarschijnlijk ook minder beweging.

De basis van een leven lang bewegen – het beklimmen van een berg

Veel en gevarieerd bewegen tijdens de jonge kinderjaren is cruciaal voor het ontwikkelen van motorische vaardigheden. Dit verandert naarmate kinderen ouder worden, rond hun 7e of 8e levensjaar. De motorische vaardigheden beïnvloeden dan het zelfvertrouwen en het plezier in bewegen. Vanaf dat moment geldt: hoe motorisch vaardiger een kind is, hoe meer het zal bewegen.

Metafoor: het beklimmen van een berg

Het ontwikkelen van motorische vaardigheden vormt dus de basis voor een leven lang bewegen. Om dit proces te verduidelijken, gebruiken we de metafoor van het beklimmen van een berg: het duurt jaren om dit te leren, tijdens het proces worden vaardigheden verbeterd, uitgebreid en aangevuld, en er zijn grote verschillen tussen personen qua omgeving en ervaring.

Een kind doorloopt in deze metafoor drie fasen van motorische ontwikkeling voordat het ‘basecamp’ wordt bereikt, op een leeftijd tussen de 4 en 8 jaar. Op dit basecamp is een kind vaardig in de fundamentele motorische vaardigheden, zoals rennen, springen, gooien en vangen. Een basisniveau in deze vaardigheden kan in vervolgfasen verder ontwikkeld worden tot sport-specifieke vaardigheden, oftewel: het beklimmen van bepaalde bergtoppen. 

 


aandacht

Maak jij je als professional zorgen over de motorische ontwikkeling van een kind? Bijvoorbeeld omdat het moeite heeft om met de groep mee te bewegen, niet wil meedoen, of opvalt door anders te bewegen? Bespreek dit dan met collega’s en/of leidinggevenden, zodat je samen met de ouders kunt kijken hoe het kind het beste ondersteund kan worden.

Beweegadvies

Hoeveel beweging hebben kinderen in verschillende leeftijdsgroepen nodig? Hiervoor maken we gebruik van het beweegadvies voor kinderen van 0 tot 4 jaar en de beweegrichtlijn voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Deze hulpmiddelen benadrukken het belang van regelmatig bewegen voor de gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Bij jongere kinderen wordt daarnaast het beperken van langdurig stilzitten en beeldschermgebruik benadrukt. Ondanks de handvatten die het advies en de richtlijn bieden, blijft de boodschap: meer bewegen is beter!

Beweegadvies voor kinderen van 0 tot 4 jaar

Voor kinderen in deze leeftijd is in 2022 een beweegadvies gepubliceerd (Gezondheidsraad, 2022):

Bewegen

  • Kinderen jonger dan 1 jaar: meerdere keren per dag een lichamelijke activiteit. Bij niet-mobiele kinderen: minimaal 30 minuten per dag in buikligging.
  • Kinderen van 1 en 2 jaar: minimaal 180 minuten een lichamelijke activiteit per dag.
  • Kinderen van 3 jaar: minimaal 180 minuten per dag een lichamelijke activiteit, waarvan 60 minuten matig tot intensief bewegen.

Zitgedrag

  • Kinderen van 0 tot 4 jaar: maximaal 60 minuten per keer de bewegingsvrijheid beperken, bijvoorbeeld door het kind in een stoeltje te zetten.

Beeldschermgebruik

  • Kinderen jonger dan 2 jaar: geen beeldschermtijd.
  • Kinderen van 2 tot 4 jaar: maximaal 60 minuten per dag beeldschermtijd, waarbij geldt: hoe minder, hoe beter.

Beweegrichtlijnen voor kinderen van 4 tot 12 jaar 

Voor kinderen in deze leeftijd zijn in 2017 beweegrichtlijnen gepubliceerd ​(Gezondheidsraad, 2017):

  • Minimaal 60 minuten per dag bewegen.
  • Drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten.

Het stimuleren van bewegen

Verschillende factoren beïnvloeden het beweeggedrag van kinderen: de omgeving waarin een kind zich bevindt en de ruimte die het krijgt, het meedoen, de interactie en het voorbeeldgedrag van de professional, en het opnemen van beweging in de dagelijkse routine van de kinderen.

Omgeving

De omgeving waarin een kind zich bevindt en de ruimte die hij krijgt, zijn van grote invloed op het beweeggedrag. Onderzoek toont aan dat een buitenruimte, de grootte van de ruimte (binnen en buiten) en de inrichting ervan bijdragen aan meer beweging.

Iedere ruimte, groot of klein en binnen of buiten, is geschikt om te bewegen. Een uitdagende ruimte om te bewegen kan worden gecreëerd door:

  • tafels en/of stoelen aan de kant te schuiven;
  • divers (beweeg)materiaal aan te bieden;
  • een beweeghoek aan te wijzen;
  • andere beweeglocaties te zoeken binnen of in de buurt van het gebouw.

Vooral voor jonge kinderen kan een beweeghoek een belangrijke stimulator zijn voor bewegen en hun motorische ontwikkeling.

Naast de fysieke betekenis is het belangrijk dat kinderen de spreekwoordelijke ruimte krijgen om te mogen bewegen. Dit kan door bewegen aan te moedigen in plaats van te ontmoedigen, of kinderen uit te dagen om te bewegen. Op deze manier kunnen ze zelf ontdekken wat ze wel of (nog) niet kunnen en waar ze plezier aan beleven, alleen of samen met anderen.

Meedoen, interactie en voorbeeldgedrag

Professionals in de kinderopvang zijn rolmodellen als het gaat om beweeggedrag. Onderzoek laat zien dat kinderen meer bewegen wanneer professionals enthousiast meedoen, verbaal stimuleren, vaardigheden voordoen, zelf bewegen en zowel georganiseerd als vrij spelen aanbieden. Kortom: hoe meer je als professional zelf beweegt, hoe meer de kinderen bewegen. Ook interactie rondom bewegen is belangrijk. Vraag kinderen bijvoorbeeld wat ze leuk en minder leuk vinden, of wat ze wel en (nog) niet kunnen. En wat voelen ze tijdens het bewegen?

Professionals kunnen baat hebben bij scholing en coaching, zodat zij vertrouwen krijgen in het eigen bewegen en het bewegen met kinderen. De opgedane kennis en vaardigheden kunnen helpen bij het stimuleren van beweging. De publicatie van Kenniscentrum Sport en Bewegen biedt een overzicht van de motorische mijlpalen en tips om de motorische ontwikkeling met bewegen te stimuleren.

aandacht

Heb jij als professional een blessure of beperking waardoor het bewegen met de kinderen wordt beïnvloed? Kijk dan naar mogelijkheden om op een aangepaste manier toch deel te nemen, moedig kinderen aan en overleg met collega’s hoe zij kunnen bijspringen.

Dagelijkse routine

Om bewegen duurzaam te stimuleren, is het belangrijk om dit thema meer aandacht te geven in de dagelijkse routines. Zo kun je kinderen bepaalde dagactiviteiten staand of bewegend laten doen, in plaats van zittend. Ook kunnen kinderen zelf actief helpen bij het ophalen van jassen en het ophalen/uitdelen van fruit. Daarnaast is het belangrijk om in het dagritme bewust tijd te maken voor beweging en om kritisch te zijn op het zitten van kinderen: hoe kun je dit zoveel mogelijk beperken?

separator

Hoe is de Werkdefinitie tot stand gekomen?
Na een uitgebreide zoektocht naar, en screening van de literatuur over bewegen in de kinderopvang, heeft de betrokken onderzoeker een concept-werkdefinitie geformuleerd, die vervolgens is voorgelegd aan het ontwikkelteam. Na diverse gesprekken is het ontwikkelteam uiteindelijk gekomen tot de werkdefinitie zoals deze hierboven beschreven staat.

Ontwikkelteam Bewegen

Pedagogisch professional:
Diana Turkenburg-de Haan (KinderRijk)
;
Ilja Rikken ( KION kinderopvang)
;
Manja Leijenhorst (KIK kinderopvang)
;
Nathalie Eenkhoorn (Helden Opvang)
;
Tamara Rietbroek, (Kindkracht 0/12)
;
Tessa Brik (JimpyPlay)
Onderzoeker:
Sanne Veldman (Mulier Instituut)