Kinderopvang biedt kinderen de mogelijkheid tot interactie met anderen en tot het verkennen en ontdekken van een ruimtelijke omgeving die anders is dan thuis. Dat kan stimulerend zijn, maar ook spannend. Het is daarom belangrijk om goed na te denken over het indelen en inrichten van de ruimtelijke omgeving. Maar hoe doe je dat precies? En waarmee houd je dan rekening?
Wat is een geschikte ruimtelijke omgeving?
Met de ruimtelijke omgeving bedoelen we de binnenspeelruimte voor kinderen, de inrichting ervan en de spelmaterialen. Een geschikte ruimtelijke omgeving ondersteunt de pedagogische visie van de organisatie en versterkt het handelen van pedagogisch professionals. Daarnaast bevordert de ruimtelijke omgeving de autonomie van kinderen en stelt hen in staat zich veilig te voelen, te onderzoeken en zich te ontwikkelen.
Waarom de ruimtelijke omgeving inrichten vanuit het kindperspectief?
Kinderen zijn van nature onderzoekers. Ze verkennen spelenderwijs de ruimte om zich heen en alles wat zich daarin bevindt. Ze gebruiken elementen in de ruimte vaak anders dan volwassenen zouden verwachten. Zo kan een beginnende loper een tafeltje gebruiken om te lopen en een dreumes kan in een kastje kruipen om alleen te zijn. Een goed ingerichte ruimte biedt verschillende mogelijkheden om nieuwe ervaringen en vaardigheden op te doen. Een ruimte die uitnodigend en uitdagend is ingericht vanuit het kindperspectief, draagt bij aan de vier pedagogische basisdoelen.
De vier pedagogische basisdoelen
In de kinderopvang staat de ontwikkeling van het kind centraal. Hierbij gaat het om een brede ontwikkeling met aandacht voor sociale activiteiten zoals samen spelen, samenwerken en leren van en met elkaar. Deze aanpak draagt bij aan een goede start in het basisonderwijs en de samenleving. Om dit te bereiken, moeten we verantwoorde kinderopvang bieden. Dit betekent dat kinderopvang moet voldoen aan de vier pedagogische basisdoelen:
- Emotionele veiligheid voor het kind bieden;
- Persoonlijke competenties bevorderen;
- Sociale competenties bevorderen;
- Normen en waarden overbrengen.
De basisdoelen vertalen naar de ruimtelijke omgeving
Hieronder bespreken we hoe je de vier pedagogische basisdoelen kunt vertalen naar de ruimtelijke omgeving aan de hand van verschillende handvatten per doel.
Emotionele veiligheid bieden
Kinderen moeten zich veilig en vertrouwd voelen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Een kind dat zich veilig en op zijn gemak voelt, gaat makkelijker interacties aan en durft op onderzoek uit te gaan. De ruimtelijke omgeving kan hieraan bijdragen door herkenbaarheid, voorspelbaarheid, zichtbaarheid en overzicht, en rust en privacy te bieden.
- Herkenbaarheid
Het is belangrijk dat kinderen zich herkennen in de manier waarop ruimtes zijn ingericht. Dit kan door in de ruimte vertrouwde kleuren, materialen en meubilair toe te passen en door de aankleding van de ruimte af te stemmen op het kind. Denk aan een familiemuur, foto’s van pedagogisch professionals en een plek om eigen werk te ‘exposeren’. Het blijkt dat kinderen veel waarde hechten aan het hebben van een plek waar ze hun eigen spullen, werkjes en tekeningen kunnen bewaren (zie ook: Kennisbasis Diversiteit en Inclusie).
- Voorspelbaarheid
Voor jonge kinderen (0-4 jaar) is een voorspelbare ruimte essentieel. Het biedt emotionele veiligheid als de ruimte een duidelijke indeling heeft. Dat betekent dat er een heldere structuur is, herkenbare speelplekken en dat looproutes hier niet doorheen gaan. Ook moet de indeling en inrichting alleen veranderd worden als daar vanuit de kinderen behoefte aan is. Afwisseling in het gebruik van spelmaterialen is wel wenselijk. Op deze manier stimuleer je de kinderen om te onderzoeken en ontdekken op een wijze die past bij hun ontwikkelingsfase.
- Zichtbaarheid en overzicht
Jonge kinderen tot een jaar of 3 spelen vaker op plekken verder weg van de pedagogisch professional als de ruimte is ingedeeld in speelzones met een lage afscheiding (waardoor ze de pedagogisch professional kunnen blijven zien). In zo’n ruimte gaan kinderen eerder zelf op onderzoek uit en gebruiken ze de hele ruimte. Als er geen duidelijke speelzones zijn, of als er een te hoge barrière is waardoor een kind de pedagogisch professional niet kan zien, blijven ze juist vaker dicht in de buurt van de professional.
- Rust en privacy
Kinderen in alle leeftijdsfasen hebben af en toe behoefte aan een plek om zich terug te trekken. Jongere kinderen hebben vooral behoefte om even op zichzelf te zijn, om tot rust te komen en prikkels te verwerken. Ze willen dan graag een beschut plekje van waaruit ze wel kunnen zien wat er in de rest van de ruimte gebeurt, maar niet hoeven deel te nemen aan een activiteit. Kinderen in de schoolleeftijd hebben minder behoefte aan een plek om zich alleen terug te trekken, maar willen wel plekken waar ze met anderen apart kunnen zijn. Die behoefte aan privacy groeit naarmate kinderen ouder worden.
Persoonlijke competenties bevorderen
De ruimtelijke omgeving kan de zelfstandigheid en autonomie van kinderen bevorderen. Een goed ingerichte ruimte daagt ze uit om materialen en objecten al spelend te onderzoeken en te combineren en daardoor steeds nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Om zo’n uitdagende ruimtelijke omgeving te realiseren, is het belangrijk om aandacht te besteden aan twee onderwerpen: het stimuleren en faciliteren van verschillende ontwikkelingsgebieden en aan de indeling in activiteitenplekken in relatie tot autonomie (zie ook: Kennisbasis Autonomie kind).
- Stimuleren en faciliteren van verschillende ontwikkelingsgebieden
Bij dit onderwerp maken we onderscheid tussen de motorische, zintuigelijke, creatieve en cognitieve ontwikkeling. Voor het ondersteunen en stimuleren van deze verschillende ontwikkelingsgebieden is voldoende geschikte ruimte nodig. Ook moeten er (spel)materialen zichtbaar en beschikbaar zijn die de verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleren.- Voor de motorische ontwikkeling blijkt dat jonge kinderen aanzienlijk meer bewegen als er in de ruimte klim- en klautermaterialen zijn en speelgoed dat je kunt duwen of trekken. Het hebben van een vrije vloerruimte is nodig om ze vrij te laten bewegen. Bij oudere kinderen kunnen deze activiteiten ook buiten plaatsvinden. Voor de jongste kinderen is voldoende bewegingsruimte buiten én binnen belangrijk.
- Als het gaat om het stimuleren van de zintuigelijke ontwikkeling zijn vooral het zien, horen en voelen van belang. Stel bij het inrichten van de ruimte jezelf deze vragen:Wat is er te zien in de ruimte, op een hoogte die voor kinderen goed waarneembaar is? Denk aan spelmaterialen, aan wanddecoraties, een raam om naar buiten te kijken. Wat is er te horen, behalve het geluid van de kinderen zelf? Het is belangrijk om geluidsoverlast te voorkomen, omdat dit een negatieve invloed op volwassenen en kinderen kan hebben. Zij ervaren namelijk meer stress in een lawaaierige omgeving. Wat is er te voelen? Door te voelen ontdekken kinderen eigenschappen van verschillende materialen, van het interieur en spelmaterialen. Denk aan harde, zachte, gladde en oneffen materialen, en aan dingen die warm, koud, nat, droog zijn.
- Voor de creatieve ontwikkeling moeten er plekken zijn waar kinderen hun verbeelding en creativiteit kunnen gebruiken, passend bij hun ontwikkelingsfase. Denk aan fantasie- en rollenspel, maar ook aan materialen om te knutselen. De pedagogisch professional kan deze activiteiten faciliteren door de materialen direct en gebruiksklaar te plaatsen bij de plek(ken) waar de activiteiten plaatsvinden.
- Om de cognitieve ontwikkeling te stimuleren, is er ruimte nodig waar kinderen kunnen onderzoeken, ontdekken, combineren en experimenteren. Er zijn plekken en materialen voor constructiespel en materialen die de spraak-taalontwikkeling stimuleren. Onderzoek laat zien dat ‘open eind materialen’ tot rijker spel leiden dan kant-en-klaar speelgoed. Een toegankelijke plek met lees- en luisterboeken die kinderen zelf kunnen pakken, stimuleert de spraak-taalontwikkeling.
- Voor de motorische ontwikkeling blijkt dat jonge kinderen aanzienlijk meer bewegen als er in de ruimte klim- en klautermaterialen zijn en speelgoed dat je kunt duwen of trekken. Het hebben van een vrije vloerruimte is nodig om ze vrij te laten bewegen. Bij oudere kinderen kunnen deze activiteiten ook buiten plaatsvinden. Voor de jongste kinderen is voldoende bewegingsruimte buiten én binnen belangrijk.
- Indeling in activiteitenplekken in relatie tot autonomie
Duidelijk herkenbare activiteitenplekken verhogen de spelbetrokkenheid van kinderen. Ook blijkt dat ze op zulke plekken geconcentreerder spelen. Zo’n activiteitenplek kan een bouwhoek zijn, maar ook de vrije vloer of een tafel op kindhoogte. Het type plek hangt af van de ontwikkelingsfase(n) van de kinderen in de groep en kan dus verschillend zijn.- Zelf materialen pakken: Om hun autonomie en keuzevrijheid te stimuleren, moeten kinderen zelf spelmaterialen kunnen pakken. Bij jonge kinderen betekent dat dat materialen zichtbaar en op hun hoogte worden aangeboden. De oudere kinderen moeten weten waar de materialen staan. Onderzoek laat zien dat ook het aantal verschillende plekken belangrijk is: als er weinig herkenbare activiteitenplekken zijn – en kinderen dus weinig keuze hebben – is er een lagere spelbetrokkenheid.
- Vrije vloer als speelplek: autonomie betekent ook dat kinderen zich vrij voelen om zelf keuzes te maken en de kans krijgen om creatieve combinaties te maken, bijvoorbeeld door de poppen te verhuizen naar de leeshoek of naar de vrije vloer. Het blijkt dat ze de vrije vloer veel gebruiken om te spelen. De vorm en inrichting van de ruimte bepalen of de vrije vloer kan worden ingezet als (flexibele) activiteitenplek. Bijvoorbeeld voor bewegingsspel, of voor het maken van een tijdelijke speelplek door er een matje of kleed met spelmateriaal neer te leggen.
- Tafel op kindhoogte: een tafel is een activiteitenplek die door jonge kinderen veel gebruikt wordt voor complexe exploratie (het combineren van meerdere materialen of onderdelen, zoals knutselen). Kinderen voelen zich prettiger in een ruimte met tafels op kindhoogte, dan met hoge tafels. Een tafel op kindhoogte versterkt bovendien de autonomie van het kind. Aan een lage tafel kunnen ze kiezen om te zitten of te staan, wat hun bewegingsvrijheid vergroot.
- Zelf materialen pakken: Om hun autonomie en keuzevrijheid te stimuleren, moeten kinderen zelf spelmaterialen kunnen pakken. Bij jonge kinderen betekent dat dat materialen zichtbaar en op hun hoogte worden aangeboden. De oudere kinderen moeten weten waar de materialen staan. Onderzoek laat zien dat ook het aantal verschillende plekken belangrijk is: als er weinig herkenbare activiteitenplekken zijn – en kinderen dus weinig keuze hebben – is er een lagere spelbetrokkenheid.
Sociale competenties bevorderen
Een belangrijk kenmerk van de kinderopvang is dat kinderen er vanaf jonge leeftijd samen zijn met leeftijdsgenootjes. Ook hebben ze voortdurend interactie met anderen. Dit biedt kinderen kansen om initiatief te nemen, samen te werken en met elkaar te praten (zie ook: kennisbasis Onderlinge interacties en groepsdynamica). Ze spelen vaak samen (in kleine of grotere groepen), alleen of naast elkaar (parallel spel), wat ook van belang is voor de sociaal-emotionele ontwikkeling.De ruimtelijke omgeving moet dus mogelijkheden bieden voor verschillende spelvormen. Ook is er aandacht nodig voor de indeling en voor het maken van plekken om samen of apart te spelen.
- Ruimtelijke indeling
De ruimte moet zo ingericht zijn dat interacties tussen kinderen onderling en met de pedagogisch professionals gemakkelijk kunnen plaatsvinden. De indeling in verschillende soorten speelplekken moet aansluiten bij de ontwikkelingsfase van de kinderen. Het is dus belangrijk om de indeling van de ruimte steeds te bekijken vanuit het kindperspectief.Jonge kinderen (0-4 jaar) spelen nog vooral alleen of naast elkaar. Naarmate ze zich verder ontwikkelen, ontstaat er meer interactie en groeit ook de behoefte aan plekken voor sociaal spel. Kinderen hebben verschillende sociale behoeften en competenties. Bovendien kunnen ze gedurende de dag momenten hebben waarop ze alleen of juist samen willen zijn. Een goed ingedeelde ruimte heeft dus plekken voor al deze verschillende behoeften.
- Maken van plekken om te spelen
Bij het nadenken over plekken voor momenten met de hele groep is het van belang goed te kijken naar wat past bij de behoeften en de sociale ontwikkelingsfasen van de kinderen in de groep. Voor sommigen kan bijvoorbeeld een indeling in kleinere subgroepen fijner zijn. Zo liet onderzoek zien dat voorlezen aan een groepje van drie 2-jarigen veel meer actieve betrokkenheid opleverde dan wanneer de groep uit acht kinderen bestond. Naarmate ze sociaal vaardiger worden, ontstaan juist in een grotere groep meer interactie en uitwisseling. Uit onderzoek blijkt ook dat kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar – als ze tijdens vrij spel met spelmaterialen bezig zijn – vaker alleen of vlakbij elkaar (parallel spel) bezig zijn dan in groepjes. Omdat het exploreren van spelmaterialen bijdraagt aan de motorische, zintuigelijke, creatieve en cognitieve ontwikkeling, zijn er plekken nodig die dit individueel en parallel spel mogelijk maken. Denk aan een huishoek met twee aanrechtjes met naast elkaar.
Normen en waarden overbrengen
De ruimtelijke omgeving kan ook bijdragen aan het overbrengen van normen en waarden, en het respectvol omgaan met anderen. Een verzorgde en goed onderhouden ruimte wordt door kinderen en ouders ervaren als een teken van goede zorg. Een respectvolle omgang met anderen betekent ook rekening houden met diversiteit en inclusie (zie ook: Kennisbasis diversiteit en inclusie). Om de relatie tussen normen en waarden en de ruimtelijke omgeving te bespreken, gaan we in op de inrichting en op kindparticipatie.
- Inrichting
Een verzorgde, geordende en rustige ruimte heeft een positieve invloed op het gedrag van kinderen. Dit betekent ook dat de ruimtes speelklaar zijn gemaakt. Sporen van gebruik gedurende de dag zijn normaal. De ruimte hoeft dus niet steeds opgeruimd te worden, omdat dat het spel juist kan verstoren. Bij de inrichting is het ook belangrijk dat er aandacht is voor de wereld en de natuur, op een wijze die past bij de visie van de organisatie. Tot slot houdt de inrichting rekening met het individuele kind en met de groep als geheel.
- Kinderparticipatie
Het is belangrijk dat kinderen leren om te zorgen voor anderen en de omgeving. Door ze te betrekken bij beslissingen over de inrichting worden ze ‘mede-eigenaar’ en leren ze te zorgen voor de ruimte om hen heen. Door te vragen welke plekken belangrijk zijn voor kinderen, neem je hun wensen en behoeften serieus. Op deze manier draagt kinderparticipatie bij aan het overbrengen van normen en waarden.
Samenvatting aanbevelingen
Emotionele veiligheid: - Zorg voor herkenbaarheid. Geef kinderen bijvoorbeeld een plek waar ze eigen spullen, werkjes en tekeningen kunnen bewaren.
- Zorg voor een duidelijke indeling van de ruimte met herkenbare speelplekken. Laat looproutes niet door speelplekken heen gaan.
- Verander de indeling en inrichting van de ruimte alleen als daar vanuit de kinderen behoefte aan is. Varieer regelmatig in spelmaterialen die passen bij de ontwikkelingsfase van het kind.
- Deel ruimten voor kinderen tot ongeveer 3 jaar in duidelijke speelzones in. Doe dit met een lage afscheiding, zodat het kind de pedagogisch professional kan blijven zien.
- Maak een terugtrekplek waar jonge kinderen kunnen zien wat er in de rest van de ruimte gebeurt, zonder deel te hoeven nemen aan een activiteit.
- Kinderen in de schoolleeftijd hebben behoefte aan privacy. Zorg dus voor plekken waar ze alleen of met anderen apart kunnen spelen/zitten.
Persoonlijke competenties: - Stimuleer de motorische ontwikkeling van jonge kinderen door klim- en klautermaterialen en speelgoed dat je kunt duwen of trekken. Zorg voor vrije vloerruimte zodat ze vrij kunnen bewegen.
- Stimuleer de zintuigelijke ontwikkeling met verschillende materialen zoals harde, zachte, gladde en oneffen materialen, en dingen die warm, koud, nat, droog aanvoelen.
- Stimuleer de creatieve ontwikkeling met plekken voor fantasie- en rollenspel en om te knutselen. Plaats materialen direct bij de plek(ken) waar de activiteiten plaatsvinden.
- Kies voor open eind materialen zoals blokken, duplo en andere losse materialen waarmee ze iets groters kunnen samenstellen.
- Zorg voor een rustige lees-/kijkplek, met lees-/luister- en kijkboeken op kindhoogte.
- Om de autonomie en keuzevrijheid te stimuleren, is het belangrijk dat ze zelf spelmaterialen kunnen pakken. Bij jonge kinderen moeten de materialen zichtbaar en op hun hoogte worden aangeboden. Oudere kinderen moeten weten waar de materialen staan.
- Een tafel op kindhoogte versterkt de autonomie en het welbevinden van het kind.
- Ga na of de vrije vloer gebruikt kan worden voor bewegingspel of als een tijdelijke speelplek door er een matje of kleed met spelmateriaal neer te leggen.
Sociale competenties: - Maak plekken voor ontmoeting en interactie, en plekken waar kinderen alleen kunnen spelen of bij elkaar in de buurt kunnen zijn zonder echt samen te spelen.
- Ga na of groepsactiviteiten altijd met de hele groep moeten plaatsvinden. Voor sommige kinderen is een indeling in kleinere subgroepen misschien fijner.
- Richt voor jonge kinderen plekken in voor alleen of parallel spel, zoals een huishoek met twee aanrechtjes naast elkaar.
Normen en waarden: - Zorg dat de ruimte aan het begin van de dag speelklaar is en er verzorgd uitziet. De ruimte hoeft niet steeds opgeruimd te worden, omdat dat het spel juist kan verstoren.
- Besteed in de inrichting van de ruimte aandacht aan de wereld en de natuur, op een wijze die past bij de visie van de organisatie.
- Betrek kinderen bij de inrichting van de ruimte, laat ze meedenken en maak ze mede-eigenaar van de ruimte.
Werkdefinitie
De ruimtelijke omgeving in de kinderopvang omvat de binnenspeelruimte, inrichting en spelmaterialen, afgestemd op de pedagogische visie van de organisatie en de verschillende behoeften en ontwikkelingsfasen van kinderen. De ruimtes zijn flexibel, uitnodigend en uitdagend ingericht vanuit het kindperspectief en bevorderen de vier pedagogische basisdoelen. Hierdoor voelen kinderen zich veilig, ervaren zij autonomie en kunnen zij onderzoeken en zich ontwikkelen.