In de kinderopvang brengen kinderen geruime tijd door met andere kinderen. Interacties tussen kinderen zijn van groot belang, omdat ze bijdragen aan hun brede ontwikkeling. Het begeleiden van die onderlinge interacties is een belangrijke interactievaardigheid van pedagogisch professionals. Toch is daar nog wel ruimte voor verbetering. Hoe begeleid je onderlinge interacties tussen kinderen?

Interacties tussen kinderen zijn niet alleen belangrijk voor hun brede ontwikkelijk. Ook voorspellen ze hun welzijn, sociaal-emotionele ontwikkeling en sociale competenties op latere leeftijd. Bovendien bieden onderlinge interacties kinderen kansen om initiatief te nemen en dingen op te lossen. En ze gebruiken tijdens hun interacties taal op een andere manier dan tijdens interacties met volwassenen.

Interacties begeleiden

Bij het begeleiden van interacties tussen kinderen is de rol van pedagogisch professionals van groot belang. Zij ondersteunen en versterken de ontwikkeling van kinderen in interacties met andere kinderen. Het begeleiden van onderlinge interacties wordt gezien als een belangrijke interactievaardigheid van pedagogisch professionals. Toch is ook bekend dat er, vergeleken met de andere interactievaardigheden, ruimte voor verbetering is.

Hoe begeleid je onderlinge interacties eigenlijk?

Het antwoord op die vraag is niet eenduidig. Allereerst omdat dit onderwerp nog weinig onderzocht is. Bovendien is het schaarse onderzoek uitgevoerd vanuit verschillende perspectieven.

In de werkdefinitie vat het Expertisecentrum Kinderopvang het begeleiden van onderlinge interacties als volgt op, grotendeels gebaseerd op Helmerhorst et al. (2014):

"Het begeleiden van interacties tussen kinderen verwijst naar de mate waarin een pedagogisch professional positieve interacties tussen kinderen faciliteert en stimuleert. De unieke setting van kinderopvang biedt kinderen volop kansen om onderlinge relaties en sociale competenties te ontwikkelen in onderlinge interacties. Daarvoor is het belangrijk dat de pedagogisch professional zich bewust is van de mogelijkheden van onderlinge interactie en de eigen rol daarin."

Onderlinge interacties faciliteren & stimuleren

De pedagogisch professional faciliteert en stimuleert onderlinge interacties. Allereerst volgt een beschrijving van onderzoek dat zich richt op het ‘faciliteren’. Hiermee doelen we op manieren waarop pedagogisch professionals indirect de onderlinge interacties van kinderen begeleiden. Vervolgens gaan we in op onderzoek gericht op het ‘stimuleren’ van onderlinge interacties. Hierbij zijn pedagogisch professionals direct in interactie met kinderen.

Faciliteren – Ruimte, inrichting, materialen en nabijheid

Onderlinge interacties indirect begeleiden doe je door gebruik te maken van de ruimte, inrichting en materialen. En door de nabijheid tot de pedagogisch professional. Hiermee kun je de mate waarin en de manier waarop kinderen op elkaar georiënteerd zijn versterken. Bijvoorbeeld door:

  • speel-/leer-‘zones’ voor kleine groepjes kinderen te creëren;
  • ervoor te zorgen dat kinderen elkaar kunnen aankijken tijdens activiteiten;
  • te zorgen dat kinderen in kleine groepjes altijd de pedagogisch professional kunnen zien. Of in ieder geval weten op welke (vaste) plek zij zich bevindt;
  • na te denken over de groepsgrootte: kleine groepjes lijken effectiever om onderlinge interacties aan te gaan, zeker bij jonge kinderen;
  • bewust te zijn van de afstand die je als pedagogisch professional houdt tot de kinderen. Ben je binnen 1 à 2 meter, dan zijn kinderen eerder geneigd interactie aan te gaan met de pedagogisch professional dan met andere kinderen;
  • zoveel mogelijk vanaf een beperkt aantal plekken visueel beschikbaar te zijn en niet al te veel rond te lopen.

Faciliteren - Activiteitenaanbod

In hoeverre kinderen onderlinge interacties aangaan en hoe ze dat doen, hangt sterk af van de activiteit. Enkele aandachtspunten zijn:

  • Meer ‘kindgerichte’ activiteiten (zelf gekozen en/of met veel keuzemogelijkheden). Dit soort activiteiten leiden tot meer onderlinge interactie dan de meer ‘volwassen-gestuurde’ activiteiten, dagelijkse routines en overgangen.
  • Meer open activiteiten. Tijdens meer open activiteiten (bijvoorbeeld fantasiespel en vrije knutseltaken) is het taalgebruik van kinderen onderling complexer en uitgebreider dan tijdens meer gestructureerde taken (zoals geletterdheidsactiviteiten en gestructureerde knutselactiviteiten).
  • Echt gezamenlijke groepsactiviteiten. De introductie van echt gezamenlijke groepsactiviteiten creëert een context waarbij onderlinge interactie noodzakelijk is. Denk hierbij aan een spel of opdracht waarbij de groep aan een gezamenlijk doel of resultaat werkt.
  • In contact met andere kinderen. Breng kinderen in de situatie waarin ze contact kunnen maken met andere kinderen. Denk bij baby’s bijvoorbeeld aan het naast elkaar leggen van baby’s in de grondbox.

Het is dus van belang om een gevarieerd activiteitenaanbod te hebben waarbij en waarbinnen kinderen keuzevrijheid hebben. Zo kunnen ze zich ontwikkelen in allerlei sociale vaardigheden en situaties.

Zorg daarnaast dat je als pedagogisch professional weet hebt van de gespreksmogelijkheden die verschillende activiteiten bieden. Daar kun je dan vervolgens in de begeleiding bij aansluiten. Meer inzicht in de manieren waarop kinderen onderling overleggen en praten, kan ondersteunend zijn bij het ontwerpen van activiteiten.

Ten slotte kan het ook nuttig zijn om samen met de kinderen gespreksregels op te stellen. Evalueer deze regels regelmatig én herhaal ze voorafgaand aan een activiteit. Gespreksregels dragen bij aan hun onderlinge interacties, taalontwikkeling en uiteindelijk aan hun cognitieve ontwikkeling.

Stimuleren – directe begeleiding van interacties

Spelen of werken kinderen samen in kleine groepjes? Observeer dan eerst goed hun onderlinge interacties en vraag je dan af waarom je zou willen interveniëren. Pas daarna sluit je aan bij de kinderen. Deze aanpak heeft verschillende redenen:

  • Allereerst blijkt dat kinderen onderling meer complexe taal gebruiken dan met een volwassene. Waarschijnlijk is dit zo, omdat ze onderling meer gespreksinitiatieven kunnen nemen.Zelfs wanneer kinderen ruzie en conflicten hebben, lijkt terughoudendheid op zijn plaats. Kinderen blijken namelijk op jonge leeftijd al vaardig om conflicten op te lossen. Bovendien blijken interventies van pedagogisch professionals niet altijd te resulteren in de beëindiging van conflicten, maar vaak tot verergering van de ruzie.
  • Jonge kinderen zijn geneigd tot interactie met een pedagogisch professional als deze in de buurt is. Ze doen dit in plaats van hun interactie met een ander kind voort te zetten. Een verklaring zou kunnen zijn dat het voor kinderen makkelijker is om interacties te hebben met een pedagogisch professional. Die interpreteert hun gedrag en verbale uitingen correct en verwoordt deze. Dat kan een veilig gevoel geven.

Hoe kun je onderlinge interacties stimuleren?

Hoewel er nog meer onderzoek nodig is, is wel bekend dat je als pedagogisch professional de onderlinge interactie kan stimuleren. Belangrijk daarbij is om je af te stemmen op het gedrag van kinderen.

  • Wees je bewust van en reageer op de behoeften van het groepje kinderen: eerst kijken en dan een bewuste afweging maken om al dan niet te interveniëren.
  • Probeer alle kinderen in het groepje te betrekken bij de activiteit: leg bijvoorbeeld de nadruk op het behoren tot het groepje. Ondersteun kinderen voortdurend deel te nemen aan de activiteit met elkaar.
  • Maak kinderen attent op overeenkomsten die tussen elkaar bestaan.
  • Stel bij interventies je eigen oordeel uit: informeer tijdens interventies (rondom zowel sociaal-emotionele problemen zoals ruzies, als inhoudelijke problemen) eerst en vooral wat er gebeurd is. Vraag naar de verschillende meningen en standpunten van alle kinderen. Stel zowel aan het begin als later in het gesprek je eigen oordeel uit.
  • Maak gebruik van gespreksmogelijkheden: bevraag ideeën van kinderen kritisch en/of teken bezwaar aan tegen hun ideeën. Speel de beurt door, nodig kinderen uit om op elkaar te reageren. Deze gespreksmogelijkheden kunnen bijdragen aan meer stimulerende onderlinge interactie tussen de kinderen.
  • Stimuleer pro-sociaal gedrag van kinderen: door het voordoen en aanmoedigen van positief sociaal gedrag van kinderen (bijvoorbeeld kinderen te ondersteunen om andere kinderen om hulp te vragen). Een belangrijk onderdeel hiervan is bewustzijn van de eigen voorbeeldrol in interacties met kinderen, maar ook met collega’s en ouders.

Hoe is de werkdefinitie tot stand gekomen?

Na een uitgebreide screening van de literatuur hebben de betrokken onderzoekers een concept-werkdefinitie geformuleerd, die vervolgens is voorgelegd aan het ontwikkelteam. Na diverse gesprekken is het ontwikkelteam uiteindelijk gekomen tot de werkdefinitie zoals deze hierboven beschreven staat.

Praktijkvoorbeelden gezocht

We zijn op zoek naar aansprekende voorbeelden uit de praktijk.
Wil jij een voorbeeld uit jouw eigen praktijk aandragen?

Vul dan alsjeblieft het contactformulier in en we nemen snel contact met je op!

Voorbeeld aandragen

Ontwikkelteam | Begeleiden interacties

Pedagogisch professional
Yvonne van den Brand (Partou)
Vera Copini (SKDD)
Mara van Eekeren (Klein & Co)
Inge de Graaf (Stichting Kwest)
Els Koldenhof (DAK kindercentra)
Joke Schreuder (Solidoe)
Jolanda Terlien (Kindervilla-Oldemarkt)
Ellen Quakernaat (Kinderdagverblijf De Melkfabriek)
Su'en Verweij-Kwok (KindeRdam)
Wetenschapper
Frans Hiddink (NHL Stenden Hogeschool)
Rosanne Sluiter (UvA)