De kinderopvang zou een veilige haven moeten zijn voor elk kind. Dat betekent dus ook dat pestgedrag moet worden voorkomen. Hoe doe je dat, als pedagogisch professional? Mirelle Valentijn van Kenniscentrum Omgaan met Pesten geeft tips.

De kinderopvang kent helaas meerdere factoren waardoor pestgedrag zich makkelijk kan voordoen, vertelt Mirelle. ‘Vooral op de bso spelen kinderen vaak zelfstandig en op verschillende plekken. Dat vergroot de kans op pestgedrag. Ik vergelijk het weleens met een sportclub. Tijdens een training, dus onder begeleiding, wordt er weinig tot niet gepest. Maar tijdens de inloop en uitloop gebeurt het juist wel.’

Wat zijn de andere kenmerken?
‘De variatie in leeftijd is ook een factor. Als oudere kinderen van zichzelf onzeker zijn, hebben ze soms de neiging om jongere kinderen te onderdrukken en zo aanzien te krijgen. Een derde punt is dat kinderen van verschillende scholen komen, en tussen deze scholen kan een soort strijd ontstaan. Factor vier: de groepssamenstelling is elke dag anders. Dat maakt dat de groepsdynamiek voortdurend wisselt, waardoor het pestgedrag lastiger de kop wordt ingedrukt.’

Wat kan de pm’er hiertegen doen?
‘Allereerst is de sfeer op een kinderopvang belangrijk. Hoe collega’s met elkaar omgaan, slaat over op de kinderen. Ten tweede is een duidelijke rolverdeling tussen pm’ers essentieel. Kinderen zijn gebaat bij voorspelbaarheid: wie houdt toezicht, wie doet mee met de activiteit, wie loopt rond, enzovoorts.’

Toezicht zal nodig zijn om pestgedrag te signaleren.
‘Vaak wel. Kinderen mogen natuurlijk afgezonderd zitten en spelen, maar er moet altijd een oogje in het zeil worden gehouden. Daarnaast kan de pm’er de kinderen leren om hulp te gaan halen wanneer iemand gepest wordt. Dat wordt nog steeds vaak gezien als klikken, maar bij pesten is hulp vragen juist goed, dat is zorgen voor elkaar, en de pm’er moet dat duidelijk maken.’

Heeft de gemiddelde pm’er veel kennis over pesten?
‘Lang niet altijd. Wat mij betreft zou iedere pm’er hier een cursus over kunnen volgen. Daarom gaan wij als Kenniscentrum ook vaak langs bij organisaties in de kinderopvang. Maar je kunt je hier als pm’er ook zelf in verdiepen, door gewoon op internet naar informatie te zoeken, of door ons blog te volgen.’

Heb je een voorbeeld van lessen die je dan leert?
‘Iets heel simpels: het verschil tussen plagen en pesten. Veel mensen denken dat plagen slechts een beetje vervelend is, en dat pesten nóg vervelender is. Maar plagen hoort juist helemaal niet vervelend te zijn. Plagen is dollen, een lolletje maken. Dat gebeurt alleen wanneer de relatie goed zit. Zodra de ontvanger het niet meer leuk vindt, is het simpelweg geen plagen meer. Dat betekent natuurlijk niet dat de ander meteen een enorme pestkop is, maar wel dat het moet stoppen, want dan is er een grens overgegaan.’

Met welk pestgedrag hebben pm’ers de meeste moeite?
‘Buitensluiten is ook een vorm van pesten, en veel pm’ers vinden het lastig om daarmee te dealen. Want kinderen mogen natuurlijk zelf kiezen met wie ze spelen. Vaak is de bedoeling ook helemaal niet negatief, ze willen gewoon graag met hun eigen vriendjes zijn. Maar het is aan de pm’er om te voorkomen dat iemand echt wordt buitengesloten. Dat kan door het ene kind te leren meer open te staan voor elkaar, en door het andere kind vaardigheden aan te leren zodat het makkelijker kan meedoen.’

Dus de pm’er kan ook een gepest kind tips geven.
‘Nou en of. De pm’er kan deze kinderen handvatten aanreiken om voor zichzelf op te komen. Je geeft ze bijvoorbeeld een opdracht: de volgende keer dat iemand onaardig is, zeg je er wat van. Dan kun je samen een zinnetje bedenken. Ook kan de lichaamstaal worden verbeterd. Een gepest kind maakt zich vaak klein, praat zacht en met hangende schouders. De pm’er kan met het kind oefenen voor een sterke houding en een stevige stem.’

Wat doe je als pm’er met de pester?
‘Tegen de pester moet je heel duidelijk zijn. Zero tolerance. Noem de naam van het kind, benoem het gedrag en zeg dat je wil dat het stopt. Maar geef pesters ook een alternatief. Leer ze hoe ze aardiger kunnen zijn en meer oog kunnen krijgen voor de gevoelens van een ander. Pm’ers corrigeren vaak genoeg, maar vertellen lang niet altijd hoe het beter kan.’

Wat zou je verder nog aan pm’ers willen meegeven?
‘Het is heel handig om de verschillende rollen te kennen rondom pesten. Naast pesters, slachtoffers en meelopers, zijn er ook nog aanmoedigers, buitenstaanders en helpers-verdedigers. Terwijl meelopers echt meedoen met het pesten, gaan aanmoedigers publiek erbij halen. Ze genieten ervan. Buitenstaanders zijn kinderen die het zien en die voelen dat het niet klopt, maar die er niets mee doen. De pm’er zou zowel aanmoedigers als buitenstaanders ander gedrag kunnen aanleren, zodat ze voor het slachtoffer opkomen of hulp gaan halen. Uiteindelijk hoop je van iedereen helpers-verdedigers te maken, die het slachtoffer steunen en de pester aanspreken op zijn gedrag. Dat is natuurlijk een droom, maar dat zou wel het doel moeten zijn van pm’ers, als het om de bestrijding van pesten gaat.'