
Werkdefinitie
Met taaldenken in spel bedoelen we het stimuleren van de taal- en denkontwikkeling door het inzetten van interactievaardigheden tijdens (doen-alsof) spel.
Waarom is taaldenken belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen?
Taal- en denkvaardigheid zijn onmisbaar voor belangrijke vaardigheden zoals kritisch denken, communiceren, samenwerken, het analyseren en gebruiken van informatie, het aanpakken van complexe problemen en het creëren van patronen en mentale modellen. Bovendien is de taalvaardigheid van jonge kinderen een belangrijke voorspeller van latere leesvaardigheid en schoolsucces.
Hoe kun je vormgeven aan taaldenken in spel?
De 10 ‘kernelementen’ vormen een leidraad voor het vormgeven van taaldenken in spel.
Algemene kernelementen:
Kinderen met een hoog welbevinden beleven plezier met elkaar, aan de dingen, aan hun bezigheden, ze genieten. Ze stralen vitaliteit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust uit. Ze stellen zich open en ontvankelijk op voor wat op hen afkomt. Ze zijn spontaan en durven zichzelf te zijn. Kinderen met een hoge mate van betrokkenheid zijn uitermate geconcentreerd, van binnenuit gemotiveerd en gedreven aan de slag. Ze laten de activiteit niet makkelijk los.
Naar:
Welbevinden en betrokkenheid als toetsstenen voor kwaliteit in de kinderopvang. Implicaties voor het monitoren van kwaliteit. Ferre Laevers, 2016.
Kernelementen op het gebied van verkennen
Kernelementen op het gebied van verbinden
Betrek kinderen op elkaar. Bijvoorbeeld door:
- Situaties te creëren waarin kinderen taal nodig hebben, zowel met jou als professional als met elkaar.
- Vragen en opmerkingen van kinderen door te spelen aan andere kinderen.
- Kinderen die toekijken bij het spel te betrekken
- Het samenspelen letterlijk te benoemen: ‘Misschien kunnen jullie het samen doen?’
- Rollen en handelingen die samenspelen noodzakelijk maken, benoemen: ‘Hebben wij het brood al betaald aan de bakker?’
- Een vraag tot alle kinderen te richten: ‘Hoe kunnen we dit oplossen?’
Creëer ruimte voor eigen bijdragen van kinderen en ga daarin mee. Door zelf niet te praten geef je ruimte aan de kinderen. En die ruimte om actief en op eigen initiatief te praten is heel belangrijk voor hun taalontwikkeling. Vermijd dan ook een ‘vragenvuur’. Als je steeds vragen stelt, bepaal jij de richting en inhoud van het gesprek. Andere manieren om ruimte te creëren voor kinderen:
- Laat stiltes vallen. Dan krijgen kinderen de kans en tijd om op eigen ideeën te komen.
- Geef luisterresponsen (‘Mm’, ‘Oh’? of ‘Ja?’) of herhaal wat het kind zei. Zo voelt het kind zich gehoord en geef je direct weer de ruimte aan het kind om verder te praten of handelen.
- Stel alleen een open vraag als het nodig is en blijf dan weer stil. Met een open vraag kun je een nieuwe impuls geven in het spel en de taal. Door daarna stil te blijven, leg je de regie meteen weer terug bij de kinderen.
- Maak af en toe een prikkelende opmerking die ingaat tegen wat het kind denkt of veronderstelt.
- Gebruik verbazing, bijvoorbeeld in de vorm van een open vraag: ’Hoe kan dat nou?!’ of als bewering: ’Dat kan toch helemaal niet!’. Een simpele ’Huh?’ kan ook prima werken. Het gaat hier om verbazing - vanuit je rol als speelmaatje - die je bewust inzet om een kind uit te dagen en ruimte te geven om verder te praten en te spelen.
Nadat je hebt verkend wat het kind doet, verbind je je aan de kinderen. Dat kan op allerlei manieren. Je bent in ieder geval op ooghoogte en dichtbij het kind. Je kunt taal gebruiken (‘Vind je het goed als ik met je meespeel?’, ‘Mag ik even bij je zitten?’, maar dat is niet noodzakelijk. Je kunt je ook non-verbaal verbinden aan het spel door het kind te volgen in zijn of haar spel. Je gebruikt de materialen dan op dezelfde manier als het kind. Je spiegelt dan wat het kind doet, maar bent er niet meteen op uit om het spel te veranderen of op een hoger plan te brengen. Je kunt taal gebruiken bij het spiegelen, maar ook hier is dat niet per se nodig. Je verwoordt dan vooral wat je ziet: ‘Ah, je roert in de pan.’ of ‘Ik ga ook even roeren.’
Kernelementen op het gebied van verrijken
De poes is ziek. Juf Tessa gaat met hem naar de dierenarts. Als de dokters niet meer heel goed verder komen, vraagt Tessa hen om een ‘behandelplan’ voor de poes: “Wat gaan jullie dan allemaal doen? Wat gaat u dan onderzoeken?” En als de dierenartsen besluiten dat poes een nachtje moet blijven, vraagt ze om een uitleg: “Jullie willen hem opnemen, maar waarom dan?” Op die manier helpt Tessa de kinderen om het niveau van hun spel te verdiepen. Voorbeeld van een volgende handeling: Wat later in het spel draagt Tessa een volgende handeling aan, als zij vraagt: “Waar moet poes dan slapen?” Waarop de dierenartsen samen op zoek gaan naar een geschikt poezen-ziekenhuismandje. Voorbeeld van een wending van het verhaal: Als de dokters wel klaar zijn met het onderzoeken van de zieke poes, kan Tessa bijvoorbeeld de volgende dag terugkomen om hem op te halen en ontdekken dat poes is weggelopen of een andere patiënt – de goudvis – heeft opgegeten.
Een belangrijke randvoorwaarde om de taaldenkontwikkeling te stimuleren is dat je als pedagogisch professional herkent wat het kind boeit, wat het precies doet en op welk spelniveau het bezig is. Van daaruit kun je het kind uitdagen om een volgende stap in zijn ontwikkeling te zetten.
Door deze aanpak toe te passen, wordt spel een rijke context waarin kinderen hun taal en denkvaardigheden kunnen ontwikkelen.