Het Expertisecentrum Kinderopvang ondersteunt organisaties bij het zelf beoordelen van hun pedagogische kwaliteit. Op basis van de verzamelde gegevens in het eerste halfjaar van 2022 is nu een rapport uitgebracht. Onderzoeker Erik Jan de Wilde, betrokken bij de ontwikkeling van PiB, bespreekt de meest interessante bevindingen.

De monitor Pedagogische praktijk in Beeld – oftewel PiB – is inmiddels een veelgebruikt instrument in de Nederlandse kinderopvang. Erik Jan de Wilde heeft namens het Expertisecentrum Kinderopvang de resultaten van januari tot en met juni 2022 geanalyseerd, en we maken samen met hem de balans op. 

Erik Jan, om te beginnen: wat is PiB precies voor tool? 
‘PiB is een digitaal zelfevaluatie-instrument. Op meer dan 700 kinderopvanglocaties in Nederland wordt er gebruik van gemaakt. Zij beoordelen hiermee hun eigen pedagogische kwaliteit. De hoofdvraag luidt: hoe is het voor kinderen om op dit kinderdagverblijf, op deze buitenschoolse opvang, of in deze peutergroep te verblijven? Is het een omgeving waarin kinderen kunnen leren en ontwikkelen, waarin ze zich prettig en veilig voelen? En krijgen kinderen bij ons wat ze nodig hebben om goed op te groeien?’ 
 
Doet de inspectie daar niet al onderzoek naar? 
‘Ja, dat klopt, de inspectie kijkt ook naar de pedagogische kwaliteit en gebruikt daar in principe hetzelfde instrument voor. De organisaties die PiB gebruiken, gaan een stapje verder. Ze willen meer informatie en hun eigen observaties direct gebruiken om zichzelf op basis van feedback te verbeteren.’ 
 
Waarom nu dit rapport? 
‘We hebben zoveel informatie verzameld dat we het tijd vonden om de belangrijkste bevindingen te delen. Om de vinger aan de pols te houden, als het ware. En omdat er veel groepen gebruik maken van PiB, verspreid over het hele land, krijgen we zicht op de hele sector.’ 
 
Hoeveel organisaties doen hieraan mee? 
‘Het zijn 29 kinderopvangorganisaties, maar dat zijn natuurlijk veel meer locaties, en nog veel meer groepen op die locaties. We hebben nu gegevens van zo'n 1800 groepen op ongeveer 700 locaties. In het eerste half jaar van 2022 werden er zo'n 700 groepen gescoord. Ook werd een groep soms twee keer geobserveerd, waardoor er dit eerste halfjaar in totaal 800 beoordelingen zijn verzameld, gedaan door 150 verschillende mensen. Soms doet een pedagogisch professional het zelf, maar vaak is het een pedagogisch coach of een kwaliteitsmedewerker die het instrument gebruikt.’ 
 
Wat voor vragen worden er in het instrument gesteld? 
‘Het zijn vooral vragen over de omgang met kinderen en wat ze krijgen aangeboden. Neem bijvoorbeeld de begroeting van kinderen; dat is een item binnen het onderwerp emotionele veiligheid. Het getuigt van een goede pedagogische kwaliteit wanneer kinderen individueel worden begroet. De beoordelaar geeft op een schaal aan in hoeverre dat dan gebeurt. Gebeurt het helemaal niet, dan geef je twee duimpjes omlaag. Wordt elk kind juist enthousiast en persoonlijk ontvangen, dan geef je twee duimpjes omhoog. Eén duimpje omlaag of omhoog kan uiteraard ook. We kijken zowel naar het gedrag van de medewerkers als naar de reactie van kinderen. Draagt wat er gebeurt ook werkelijk bij aan hun plezier en ontwikkeling?’ 
 
Is het instrument ook echt wetenschappelijk? 
‘PiB is onderzoekstechnisch volkomen verantwoord. Daardoor weten we dat de resultaten ook echt iets zéggen. Van alle verzamelde gegevens maken we een score voor de basisdoelen van pedagogische kwaliteit: emotionele veiligheid, overdracht van normen en waarden, sociale competentie en persoonlijke competentie. En ook van de kwaliteit van de leefomgeving. In de rapportage is dan terug te zien: nou, op dit doel scoren jullie gemiddeld wat laag – emotionele veiligheid, om maar iets te noemen. Er hoort een ontspannen en open sfeer in de groep te zijn. En dit is dan het startpunt van een gesprek met de professional die op de groep staat.’ 
 
Waarom zijn er zo weinig babygroepen in het onderzoek meegenomen? 
‘Omdat babygroepen met alleen baby’s steeds minder voorkomen. Vaak zijn de jongste groepen 0 tot 2 jaar, en alleen kinderen van 0 tot 1 zijn baby’s. Verticale groepen, met zowel jonge als oude kinderen, zijn steeds gebruikelijker.’ 
 
Kun je op basis van de resultaten ook iets zeggen over de sector als geheel? 
‘Twee thema’s scoren opvallend goed: emotionele veiligheid en overdracht van normen en waarden. Een ander thema vraagt juist wat meer aandacht: kwaliteit van de leefomgeving, zoals de speelmogelijkheden en -materialen. Het programma dat kinderen wordt aangeboden is ook niet overal even goed ingericht op de kinderopvang. Bij speelmogelijkheden zijn organisaties kritisch op zichzelf omdat speelmaterialen natuurlijk wat verslijten of verouderd raken. Ook kunnen medewerkers op veel plekken kinderen nog beter ondersteunen in hun onderlinge interactie.’ 
 
Wat is je nog meer opgevallen? 
‘Bij jonge groepen, zoals peutergroepen, ligt de beoordeelde kwaliteit iets hoger dan bij oudere groepen. Dat zijn kleine verschillen, maar wel significant. Maar wat ons het meest opviel, was dat groepen die PiB vorig jaar ook hebben gebruikt, dit jaar beter scoorden tijdens de tweede meting dan tijdens de eerste. Dat is ontzettend goed nieuws. We weten natuurlijk niet exact hoe dit komt, maar de kans is groot dat het instrument zelf een rol speelt. Wie heel bewust kijkt en meet, lijkt beter in staat de pedagogische kwaliteit te verbeteren.’ 
 
Wat zegt dit rapport over de huidige status van de pedagogische kwaliteit in Nederland? 
‘We zien nu heel duidelijk hoe serieus deze organisaties de pedagogische kwaliteit nemen. De opvang is allang geen plek meer waar je alleen maar je kinderen even achterlaat; de opvang is echt een wezenlijk onderdeel van hun pedagogische omgeving. Kinderen groeien er op, ze leren, ze ontwikkelen sociale vaardigheden, ze ervaren een gevoel van veiligheid, vertrouwdheid, leren er normen en waarden. Dit draagt allemaal bij aan de waardering voor de kinderopvang als geheel.’ 
 
Wat verwacht je voor de toekomst? 
‘We blijven het instrument voortdurend doorontwikkelen. Zowel qua techniek als inhoudelijk. Het mag wat bondiger en het mag ook actueler. Gelukkig doet Simon Hay er nu promotieonderzoek naar, daar gaan we nog veel aan hebben. Op deze manier komen theorie en praktijk echt samen; we moeten voortdurend van elkaar leren en profiteren. En dat is ook het hoofddoel van het Expertisecentrum Kinderopvang.’