Veel mensen denken dat jonge kinderen niet in staat zijn om vriendschappen te vormen. Een kwestie van onderschatting, meent Saskia van Schaik van de Radboud Universiteit. Let goed op de kleine interacties, en je ziet het vanzelf gebeuren.

‘Kinderen hechten als baby ook aan hun ouders,’ zegt Van Schaik. ‘En dat zou dan niet kunnen met andere kinderen? Ik geloof daar niks van.’ 

Hoe ziet hechting onder jonge kinderen eruit? 

‘Als je goed observeert, zie je dat zelfs baby’s op zeer jonge leeftijd al op elkaar reageren. En als ze bijvoorbeeld negen maanden zijn, kunnen ze blij worden als ze een vriendje zien. Dan gaat het om een specifiek kind. Als ze steeds andere kinderen zien, is er minder kans om vriendschap op te bouwen. Dan is er natuurlijk ook wel contact, maar als ze elke week een paar dagen bij hetzelfde kind zijn, ontstaat er echt iets anders. Ze gaan elkaar imiteren. Als ze wat ouder worden, zie je dat nog beter. Zodra ze binnenkomen, zoeken ze elkaar op. Dat beschouw ik toch echt als vriendschap. Je kunt het ook jaren later nog merken. Wij hebben zelf kinderen die nu op de basisschool zitten, maar als ze kinderen van de kinderopvang tegenkomen, is het – na tien minuten wennen – weer even leuk als vroeger.’ 
 

Hoe ontstaat zo’n vriendschap? 

‘Het gebeurt als ze veel met elkaar spelen, en dus ook echt gedeelde herinneringen krijgen. Er is een heel mooi onderzoek waarin kinderen van vijf jaar oud zelf zeggen dat als je echt bij elkaar hoort, je ook vrolijke herinneringen hebt samen. Dat vind ik heel mooi. Het is een ontzettend belangrijk element bij het opbouwen van een band. Samen lachen. Samen spelen.’ 

Waar komt de onderschatting van vriendschap onder jonge kinderen vandaan? 

‘Ik denk het gebrek aan verbaal vermogen van jonge kinderen, waardoor we weinig inzicht hebben in hun emoties. Dat zal wel imitatiegedrag zijn, wordt er dan gedacht, niet echt samen spelen. Maar wat is dan samen spelen? Is dat alleen maar als je het spel verbaliseert? Waarom is het geen samenspel als je vijf minuten lang elkaar nadoet? Als je elkaar aankijkt, naar elkaar lacht, elkaar iets geeft en afpakt, als je even ruzie hebt en het weer oplost. Dat zie ik ook als samenspel. Maar vaak wordt gedacht van niet. Dat vind ik best infantiliserend, als ik eerlijk ben.’ 
 

Waar moet je op letten om een beginnende vriendschap te herkennen? 

‘Je kunt heel veel afleiden uit de gezichtsuitdrukkingen. Als ze lachen en blij zijn elkaar weer te zien. Als ze elkaar opzoeken. Het zijn vaak kleine interacties die je snel kunt missen als je niet oplet. Een kind wordt bijvoorbeeld verdrietig omdat papa vertrekt, en dan zie je een ander kind ook verdrietig kijken. Dat is empathie, en empathie heb je als je voor iemand het beste wenst. Als je andermans emotie herkent en zou willen dat het anders was. Dat zijn aanwijzingen waar je op voort kunt bouwen.’ 
 

Kun je ook vanaf nul beginnen, dus als professional een vriendschap proberen te laten ontstaan? 

‘Je kunt kinderen bewust bij elkaar zetten. Kom lekker samen iets doen, zeg je dan, zodat je een zetje geeft om het leuk te hebben met elkaar. Stel dat je een groep met twee of drie meisjes hebt die heel hecht spelen, en een jongetje van dezelfde leeftijd valt erbuiten. Er zijn veel mensen die zeggen: dat hoort erbij. Maar ik zou juist zeggen: probeer ze elkaar te laten vinden. Geef dat jongetje samen met een meisje een taak om uit te voeren. Laat ze samen lachen. Vooral lachen is een heel sterk instrument om een positieve reactie op te bouwen. Kiekeboe spelen, bijvoorbeeld, samen lachen en dat ook benoemen: wat hebben we een lol.’ 
 

Wat is de rol van ouders in deze? 

‘Ik denk dat ook ouders onderschatten hoe belangrijk het is dat kinderen vrienden hebben in de klas of op de groep. Als professional kun je dat stimuleren: tegen de ouders zeggen hoe leuk die twee het samen hebben, hoeveel vriendschappen hun kind wel niet heeft. Dan kunnen ouders daar weer tegen hun kind over beginnen: heb je weer met die gespeeld, of vertel eens over die. En ze kunnen speelafspraken maken. Dat gebeurt nu vooral op school, maar zou ook op de kindervang van waarde kunnen zijn.’