Judith Lechner, directeur Huis de B, Groningen

In het ontwikkelteam ‘Wat doen we met de bso’ kijken we naar profielen van bso’s. Wat betekenen we in het leven van het opgroeiende kind? Wat kan een kind op de bso wat het elders niet kan? Waarin onderscheiden wij ons?

Onze uitdaging ligt eigenlijk al besloten in onze naam: we zijn buitenschoolse opvang. We zijn onlosmakelijk verbonden met het onderwijs. In de spanning tussen onderwijs en opvang liggen de meeste kansen en uitdagingen, maar ook moeilijkheden en bedreigingen. Als buitenschoolse opvang kunnen we alleen groeien als we ons verhouden tot en onderscheiden van het onderwijs. Alleen dan lopen we niet het risico om alleen ‘de oppas’ voor ouders te blijven of de nieuwe onderwijsassistenten van het onderwijs te worden.

Drijfveren

Momenteel kijken we in het ontwikkelteam naar verschillende verschijningsvormen van bso’s. Tegelijkertijd zie en hoor ik ook een aantal onderliggende drijfveren die wij volgens mij allemaal hebben. En die ons tevens onderscheiden van het onderwijs. Ik noem ze hier in eigen bewoordingen.

1. De derde leefwereld

De buitenschoolse opvang is voor kinderen hun derde leefwereld, naast het gezin thuis en de klas op school. De bso staat daar als het ware tussenin. Voor kinderen is het een vrije ontmoetingsplek. Het contact met ouders is laagdrempelig en de gesprekken gaan over welbevinden van het kind en niet over leerprestaties. Daarmee is de buitenschoolse opvang is een belangrijke partner in de opvoeding.  

2. Vrije tijd

Op de buitenschoolse opvang spelen kinderen in hun vrije tijd. Vrije tijd staat sterk onder druk in het leven van kinderen. Spelen is wat kinderen doen als de grote mensen ophouden om te zeggen wat zij moeten doen. Dit is een vakgebied dat pedagogisch medewerkers moeten beheersen en het is onderscheidend ten opzichte van het vak van leerkracht. De buitenschoolse opvang is de hoeder van de vrije tijd van kinderen.

3. Vrije keuze

Kinderen hebben het recht om in hun vrije tijd te kiezen wat ze willen doen. Het gebrek aan vrije tijd en eigen keuzeruimte voor kinderen gaat door alle sociale lagen heen. In de buitenschoolse opvang wordt een grote diversiteit aan activiteiten aangeboden, maar deze zijn per definitie niet verplicht. Anders spreken we niet meer over vrije tijd. Het veelzijdige palet aan activiteiten biedt kinderen de kans om hun talenten te ontdekken.

4. Risicovol spelen

De buitenschoolse opvang is een plek waar kinderen in aanraking komen met risicovol spel. Dit is spelen met hoogte, snelheid, gevaarlijke materialen, gevaarlijke plekken, trek- en duwspelen en spelen uit het zicht. Het is fysiek spel waarbij kinderen leren om hun grenzen te verkennen en te verleggen. Er is steeds meer wetenschappelijke kennis over de noodzaak hiervan in de ontwikkeling van kinderen. Dit stelt ook eisen aan de ruimtes; buitenschoolse opvang heeft voldoende buiten- en binnenruimte nodig.

5. Sociaal leren

Op de buitenschoolse opvang zijn kinderen in eerste plaats onder vrienden. Zij nemen de regie over hun eigen leven met zo weinig mogelijk interventies van volwassenen. Deze zelfregie is aanleiding om met kinderen te praten over hun gedrag. Het is ook aanleiding om werkelijke participatie van kinderen te bewerkstelligen. Het is daarmee het voorportaal van burgerschapsvorming.

Als dit belangrijke onderscheidende kenmerken zijn van de buitenschoolse opvang, dan is het onderscheid met de school ook heel duidelijk. Zowel qua aanbod, ruimte en vakkennis vraagt bovenstaande vijf drijfveren namelijk om een ander pedagogisch aanbod.

Samenwerking met school

Tussen buitenschoolse opvang en school zijn ook voldoende raakvlakken voor zinvolle samenwerking. Zo kunnen school en bso bijvoorbeeld samen werken aan een optimaal leefklimaat voor kinderen. Hierin trekken zij samen op in het contact met ouders, de sociale ontwikkeling van kinderen en in het aanbieden van een rijk leer- en ontwikkelingsklimaat.

Obstakels

In de buitenschoolse opvang lopen we soms nog wel tegen obstakels aan. Het gaat dan om: 1) de beperkte ruimte(s) (in een school) die een bso vaak heeft, 2) dat veel medewerkers vooral opgeleid zijn voor kinderopvang en de speciale expertise als vrijetijdspedagoog geen erkend en uitgewerkt curriculum is en 3) dat buitenschoolse opvang geen toegang biedt aan alle kinderen. Pas als we deze obstakels weten te overwinnen, kan de bso als pedagogisch instituut in mijn ogen tot volwassenheid komen.

 

Fotografie: Yvette Vervoort